j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Te midden van setjes, trio’s en kwartetjes zit ik, solo, in het restaurant van het hotel waar ik nog vijf dagen zal verblijven. Bewust koos ik ervoor om alleen op vakantie te gaan, mijn eigen plan te trekken en met niemand rekening te hoeven houden. Het enige wat ik wilde was zomers weer, genoeg cafés en bars in de nabije omgeving, en een kamer met balkon en zeezicht, zodat ik dagelijks de frisse zeegeur kon opsnuiven en ’s nachts op het geluid van de golven zou inslapen. Bijna al mijn wensen zijn vervuld, behalve de temperatuur van vandaag, die is verre van zomers geweest. De thermometer, naast de ingang van het hotel, wees vanmiddag 22 graden aan, maar de gure wind en het verstoppertje spelend zonnetje deden mij denken aan een zonnige winterdag. Een zonnige Nederlandse winterdag, welteverstaan.
Om mezelf een beetje op te warmen, na een dag geheel gekleed en bedekt met badlaken aan het zwembad te hebben gezeten, bestel ik bij de ober – die erg aantrekkelijk is maar helaas het formaat van een smurf heeft - als voorgerecht groentesoep. Terwijl ik aan het wachten ben op mijn eerste gang, kijk ik naar de mensen om me heen. Mijn conclusie: ik ben de enige die alleen aan een tafel zit, doet mijn humeur geen goed. Net had ik het alleen maar koud, nu voel ik me ook nog eens eenzaam. Ik voel me geïsoleerd, alleen, terwijl ik omringend ben door mensen die samenzijn.
Ondanks de drukte wordt mijn bord soep al snel uitgeserveerd. Bij groentesoep denk ik aan een heldere bouillon met daarin stukjes vlees en verse groenten, die rechtstreeks uit het veld lijken te komen, en ietwat vermicelli om het geheel op te fleuren. Maar wat voor mij staat, komt niet overeen met mijn groentesoepervaringen. Ik zie geen vlees, wel: twee stukjes bloemkool, een onderdeel van een wortel,ongeveer een hele ui en een half pak vermicelli. Ik neem voorzichtig mijn eerste hap. Warempel, hij is nog lekker ook.
Zodra ik de lepel op mijn bord leg, staat de ober naast mij. Echt zonde dat hij wat centimeters mist. Soms lijkt het wel eens dat God kleine mannen schoonheid ter compensatie voor hun lichaamslengte heeft gegeven. De ober vraagt aan mij of de soep heeft gesmaakt en ik antwoord dat de soep heerlijk was in tegenstelling tot de aanblik van de soep. ‘Het beeld zegt niet altijd alles,’ zegt hij fluisterend en ik krijg een dikke knipoog van hem. Ineens heb ik het bloedheet, ik weet niet of het door de soep komt of door het miniatuur.
Wat mij betreft mag mijn hoofdgerecht, lasagne, nog lang wegblijven. Mijn buik is voorzien en knorde net van voldoening. Voor mij zit een paar met kind, dat een kloon van mama lijkt te zijn, en ze hebben ergens woorden over. Helaas kan ik niet goed horen waar het over gaat. Het kind dat vervolgens keihard begint te blèren, kan ik maar al te goed horen. Dit stel is altijd in kibbelstand, met vertrokken mondhoeken en venijn in hun ogen. De ober loopt langs, pakt mijn bord en zegt dat hij aan de kok heeft gevraagd extra zijn best te doen op de lasagne van tafel 24. Knipoog twee wordt door hem ingezet.
Iets verderop zit een stel dat gehuld is in stilte. Nog nooit heb ik hen een gesprek zien voeren of op verliefde blikken kunnen betrappen. Ik geloof dat ik in het hotel al meer heb gepraat met onbekenden dan zij met elkaar. Ze zijn nog jong, ik schat ze rond de dertig jaar maar in elkaars samenzijn zijn ze honderd. Mijn ober is nergens te bekennen. Misschien staat hij wel achter een steunpilaar en zie ik hem daarom niet.
Aan de tafel naast me zit een verbrande rondbuikige man met zijn vriendin of eega. Uitgebreid kijkt hij naar de serveerster die tussen onze tafels in, door haar blocnote staat te bladeren, zijn vrouw ratelt in een stuk door. In eerste instantie heeft ze van zijn blikgedrag niets in de gaten, totdat ze het ook ziet en hem een lichte pets op zijn gouden dikke armband geeft. Hij glimlacht vriendelijk naar haar en streelt over haar hand, waarvan de huidsteint flets afsteekt bij haar roze gelakte nagels. Blijkbaar zegt hij iets aardigs, want haar norse blik verandert in een lieve glimlach. Een gerustgestelde glimlach. De vrouw gaat verder met haar monoloog, de kreeft kijkt zogenaamd aandachtig naar wat er op zijn bord ligt en loert vanuit zijn ooghoeken wellustig naar de serveerster die de tafel achter mij opruimt. Wanneer zij met overvolle handen terugloopt, schiet de voet van de kreeft zijn vrouw naar voren. De serveerster ziet de uitgestoken ledemaat niet, struikelt, maar valt niet. Het servies daarentegen baant zich een weg door de lucht en klettert neer. Scherven liggen overal verspreid met hier en daar wat bestek. Niemand is geraakt. Het rumoerige restaurant is plotsklaps stil en iedereen kijkt naar de serveerster die met een rode kop haar krullenbos fatsoeneert.
Alsof het gekletter mij een nieuw inzicht heeft gegeven, denk ik aan de woorden van mijn ober: ‘Het beeld zegt niet altijd alles’ en ik glimlach. Het kan zijn dat het stel, met huilend kind, ontzettend gelukkig is en dat kissebissen voor hen de manier is om hun liefde naar elkaar te tonen. Het niet spraakzame koppel elkaar begrijpt zonder woorden, de kreeft en zijn jaloerse vrouw hun relatie spannend houden door elkaar te prikkelen door met anderen bezig te zijn. Een ding weet ik wel: het zou niet mijn geluk zijn. Want als mij dat zou overkomen dan zou ik me pas eenzaam voelen, eenzaam in een relatie. Mijn gevoel van eenzaamheid heeft plaatsgemaakt voor een prettig spannend gevoel. Vlinders zijn er niet, wel mieren die krioelen in mijn buik.
C Julie van Mol 2007
Manon | 27 juni 2007He Juul, |
Bas | 28 juni 2007Heerlijk om te lezen, goeie beeldende column!! |
Wolfgang / white mamba | 19 mei 2008Hab mit Babel Fish übersetzt. Ich fand es ganz gut. Ich denke du solltest noch mehr schreiben. |