j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Vèr voor de oprichting van de tegenwoordige Wijkontwikkelingsmaatschappij, kortweg de WOM, werd er al op een creatieve manier naar de stedelijke economie gekeken door de Rotterdamse bestuurderen. Arie van der Schoor schrijft er over, in zijn boek 'Stad in aanwas, deel I, de geschiedenis van Rotterdam tot 1813'.
Toen de Spanjaarden de Zuidelijke Nederlanden veroverden, zochten veel kooplieden en handwerklieden hun toevlucht in het vrije noorden. Een kleine groep Grote Ondernemers week uit naar Rotterdam. Ze brachten kennis en kapitaal naar onze stad, gaven de stad een economische impuls. En al hadden ze in die tijd nog geen internet en mobieltjes, ook toen ging nieuws snel. Rotterdam was een zakelijk aantrekkelijke, humanitair-tolerante plaats voor creatieve ondernemers die een relaxte woon/werkplek zochten, vrij van Spaanse oorlogstoestanden en geloofsvervolgingen.
Eén van de belangrijkste immigranten in die tijd was Johan van der Veeken. Deze handelsman-pur-sang was een zeer vermogend man; na zijn dood in 1616 bedroeg zijn kapitaal zo'n 600.000 guldens. In één van de meest troosteloze winkelstraten van hedendaags Rotterdam, de Hoogstraat, bewoonde hij een indrukwekkend luxe huis. Inderdaad, het kan verkeren vader Cats! Door zijn grote handelskennis en uitgebreide netwerk was Van der Veeken één van de invloedrijkste burgers van het Rotterdam in de laat 16e eeuw. Zo was hij mede-oprichter van de eerste Rotterdamse koopmansbeurs.
Het Rotterdamse stadsbestuur constateerde met genoegen een gunstige spin-off van de Zuid-Nederlandse handels- en vaklieden. De 16e eeuwse allochtonen hadden weliswaar geen toegang tot de gemeentepolitiek, maar dat betekende niet dat ze door het stadsbestuur niet werden gewaardeerd om hun (economische) betekenis voor de Rotterdamse samenleving. Ze hadden commerciële kennis en geld, en gingen daarmee uitdagingen aan die de stad hen bood. Van het stadsbestuur kregen de import-stadgenoten daartoe alle ruimte. Het was de bestuurders er alles aan gelegen om de stedelijke economische structuur te verbeteren en zij stimuleerden de komst van creatieve, ervaren handwerklieden.
Toen in 1584 een aantal Vlaamse 'drapeniers' het stadsbestuur verzocht om met een groep van 50 huisgezinnen in Rotterdam te mogen komen wonen om daar de 'neeringe vande Vlaamsche draperij te exerceren' werden de laken-makers met open armen ontvangen. De lakenindustrie stelde niet veel meer voor en kon wel een oppepper gebruiken. De Vlamingen werden verwelkomd met een flinke start-subsidie: recht van vrij poorterschap, een stuiver premie voor elk gemaakt laken gedurende de eerste 2 jaar, vrijstelling van belastingen, een plek voor hun lakenramen. Ook met de huisvesting van de gezinnen zat het wel goed. De gemeente bood hen een hele rij huisjes in de Pannekoekstraat aan, vlak achter het stulpje van Willem van Oranje aan het Prinsenhof (tegenwoordig een onooglijke parkeerplaats). En dat alles kostte de laken-makers...... niets. De eerste 2 jaar hoefde er geen huur te worden betaald. Bovendien konden de huisjes niet worden gevorderd voor inkwartiering van soldaten. Kortom, de stad deed er alles aan om het de creatieven naar de zin te maken.
Of de rij huisjes aan de Pannekoekstraat eerst waren gezuiverd van schorremorrie, of dat de huisjes toevallig net als een 16e eeuwse vinex-locatie uit de grond waren gestampt, vertelt het verhaal niet. Misschien was er een stadsrenovatie gaande en had een soort WOM besloten tot het opleuken van de buurt. Hoe dan ook, volgens de overlevering zorgde de komst van koop- en ambachtslieden uit het zuiden voor een instroom van kapitaal en kennis, maar ook voor een verrijking van de cultuur.
Meer dan 4 eeuwen later voert de WOM op verzoek van de Centrumraad een project uit om winkelstraten aan de rand van de binnenstad een eigen identiteit te geven door vestiging van specialistische winkels en horeca. Voor 2004 moest de klus zijn geklaard. Het gaat om de West Kruiskade, Van Oldenbarneveltstraat, Oude- en Nieuwe Binnenweg, Witte de Withkwartier, Pannekoekstraat/Nieuwe Markt/Botersloot.
Daar is-tie weer, de Pannekoekstraat! De laken-makers zijn verdwenen, hun huisjes zijn weg. Voor het stadsbestuur blijft het kennelijk een straatje met mogelijkheden. Creatieve mogelijkheden! Wat volgens het OBR en anderen midden jaren '90 nog een verloederd stukje 'onbestemd' was, is nu een trendy straatje.
In een artikel in 'Nieuw Rotterdams Tij' licht de directeur van WOM, George Müller, hun werkwijze toe: 'De WOM heeft ruime ervaring in het stimuleren van economische bedrijvigheid in zwakkere gebieden, zoals indertijd de Pannekoekstraat. De aantrekkelijkheid van zo'n gebied wordt verhoogd door een andere werkelijkheid te creëren. Identiteit kan je aan een straat geven door met een doordacht aanbod van horeca en bedrijvigheid te komen.'
Voor de Pannekoekstraat kwam, volgens Müller, de omslag met de komst van koffiebar Urban Espresso, zo'n 6 jaar geleden. De WOM kocht het pandje, herstelde het in oorspronkelijke staat, vond in Urban Espresso een passende ondernemer en: de hele omgeving kreeg een impuls, doordat de koffiebar een publiek van creatieven aantrok. En daarmee kwam de kettingreactie. Jonge kunstenaars vestigden zich graag in het gebied tussen Meent en Centrale Bibliotheek.
Inmiddels is de Pannekoekstraat een begrip. Het winkelend publiek vindt er aparte winkeltjes, lekkere restaurantjes, design-zaken, mode- en sieradenontwerpers. Volgens Müller is de prijs van het onroerend goed in deze wijk inmiddels behoorlijk gestegen.
16e eeuw - 21e eeuw, in een tijdsmachine is het een verschilletje van niks. Althans, in de Pannekoekstraat!
Mark | 05 december 2005www.re-mark.orgGeweldig! |