De laatste stuiptrekking 3, het sprookje.
Ook de stad kent haar wonden. Zeven jaar heb ik gewoond in een stuk straat dat allang gesloopt had moeten zijn, het eerste stukje Rosestraat. Twintig jaar geleden werd de bewoners al verteld dat ze er binnen korte tijd uit zouden moeten, maar de praktijk was anders. En nu zijn de woningen zo scheef, zo vochtig en lekkende dat het echt niet meer kan. Wij zijn inmiddels al gewend aan onze nieuwe stek, maar de meeste gezinnen maken nog weinig aanstalte te vertrekken. Het grote probleem is uiteraard dat er voor die paar honderd euro die we daar betaalden geen vergelijkbare ruimte te vinden is. Veel mensen laten het op z’n beloop, in afwachting van een “droomaanbod” van de verhuurder.
Ondertussen rukken aan de achtergevels de braamstruiken, druiven en klimop op naar de verlaten gevels. Waar mensen vertrekken komen aan de voorgevels troosteloze dichtgespijkerde ramen in de plaats.
… In overoude tijden leefden er eens een koning en een koningin, die zeiden elken dag tegen elkaar: ‘Hadden we maar een kindje!” en ze kregen er maar geen. Maar eens op een keer, toen de koningin juist in bad was, kwam er een kikker uit den vijver naar ‘t land gekropen en hij ging naar de koningin toe en zei: “ Uw wens zal vervuld worden; voor het jaar om is zult ge een dochtertje krijgen.” Wat de kikker gezegd had, dat gebeurde, en de koningin kreeg een dochterje. Het was zo een prachtig kind, dat de koning uitgelaten van vreugde was en een groot festijn aanrichtte. Hij noodde daarop niet alleen de hele familie, vrienden en bekenden, maar ook alle wijze feeën, dat ze het kind genegen zouden zijn en het beschermen. Die waren er dertien, in zijn rijk. Maar hij had maar twaalf gouden borden voor hen om van te eten; en daarom moest er één thuis blijven….
Groet ivo