`die Huub van der Lubbe is gewoon een foute man, constateren we! Zeggen dat je een klootzak bent en nergens goed voor, maar wel van haar kan houden als niemand anders. Daar vielen wij ook nog voor!`
HERINNERINGEN
Ik ga zo voor een recensie naar een concert van De Dijk zeg ik tegen vriendin J.
Leuk! Roept ze. Ik zou wel mee willen! Dat is jeugdsentiment!
Ik heb eigenlijk al jaren niets meer met deze muziek, maar ineens kruipt er een herinnering omhoog van lang geleden, over een van mijn eerste vriendjes…
Het was uit.
Ik kwam langs om zijn spullen terug te brengen. En op het dramatische, definitieve afscheidsmoment wilde hij ineens muziek opzetten.
Een nummer van De Dijk.
Terwijl de woorden “…ik heb geen cent te makken en ik heb nooit een vak geleerd, ik kijk niet uit m'n doppen en mijn handen staan verkeerd…” door de kamer galmen, kijkt hij me veelbetekenend aan.
“…ik ben nergens goed voor, daar weet jij alles van, maar ik kan van je houden zoals niemand anders kan…”. Ik kijk hem ook aan… En zwicht.
Tien jaar lang!
Toen ging het alsnog uit.
En ineens -nu ik het verhaal zo vertel- valt het kwartje (of hoe heet dat tegenwoordig eigenlijk met de euro).
Die Huub van der Lubbe is gewoon een foute man, constateren we! Zeggen dat je een klootzak bent en nergens goed voor, maar wel van haar kan houden als niemand anders kan. En daar vielen wij dan ook nog voor.
Als een blok.
Want foute mannen zijn leuk, en spannend.
Je kunt ze zo lekker uit hun ellende halen en je daar dan heel nuttig en nodig en ‘joan of arc’ door voelen. Ze kijken je met een gekwelde blik aan en zingen dat ze ‘pas weten wat ze missen als je er niet meer bent’.
Ja , lekker is dat.
Moet je het dus eerst uitmaken en demonstratief ‘nee.. echt… ik kom niet meer terug deze keer’ weggaan voor er iets hoopgevends gebeurt in die paar nog werkende, niet door alcohol of dope aangetaste hersencellen…
Ik ga dus licht bevooroordeeld naar Nighttown.
HET NUT VAN FOUTE MANNEN
Daar staat hij op het podium als ik binnenkom.
Een zwarte (te hoog taillemodel) broek en zwart witte puntschoenen.
Fout! Denk ik meteen, zie je wel.
De uit 7 man bestaande band valt in dezelfde categorie. En het publiek voornamelijk ook. Ik weet niet of het aan mij ligt. Maar ik zie overal ‘foute mannen’.
Met bierbuiken en staartjes en misplaatste overhemdjes. Ze botsen tegen me aan, doen te joviaal en dansen raar. Maar ja, ‘muzikanten dansen niet’ zingt Huub.
Dus foute mannen ook niet waarschijnlijk?
In alle teksten hoor ik ineens bewijzen van mijn theorie. Bij ‘Ik kan het niet alleen’ denk ik meteen aan alle keren dat foute mannen smeekten om bij ze te blijven.
Om vervolgens de vrouw in kwestie als oud vuil te behandelen maar wel nodig hadden om hun onvolwassen, bekrompen egootjes te strelen en hun sokken gewassen te krijgen.
De nieuwe single ‘Recht in de ogen’ is van een heel andere strekking. Huub en zijn mannen laten zomaar een stukje maatschappelijke betrokkenheid zien.
Het raakt me niet echt.
En het-foute-mannen-publiek raakt er ook van in de war:
“Dat hadden we niet afgesproken, Huub” zie ik ze vertwijfeld denken.
“We zouden toch lekker dronken worden en zingen over over ‘wat een vrouw niet kan doen’ en ‘ons te grote hart’…?”
Nee, hier maakt Huub een cruciaal foutje.
Want terwijl ik stiekem toch een beetje meeneurie op ‘Mag het licht uit’ en de romantiek ineens zie in “Onderuit’, realiseer ik me:
Zolang er onzelfstandige vrouwen met ‘joan-of-arc-achtige-zorg-complexen en te weinig eigenliefde zijn, zijn foute mannen nuttig!
Ze zijn onze spiegel en onze onderang. Onze onzekerheid en ons excuus.
Foute mannen zijn wat ze zijn en moeten vooral gewoon doen waar ze voor gemaakt zijn. Of dat nu een beetje spastisch en onbeholpen zingend op een podium staan is, of onderuit gezakt op de bank met een biertje. Ze moeten alleen niet ineens gaan doen of ze naar de goeie kant zijn overgelopen.
Dan wordt het te gecompliceerd.
“…ik denk niet dat ik ooit verander, want dat duurt bij mij nooit lang en ik
heb er ook geen zin in en ik ben het niet van plan…” zong Huub ooit.
Daar sluit ik me bij aan.
©Nicole 2005
Foto's: Martin Stacho