j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Uit de Serie: Belevenissen van een Kippig Vrouwtje.
Soms kwam het straatgeweld wel erg dichtbij. Kippig Vrouwtje kon haar ogen niet geloven. Het stond op pagina twee van de ochtendkrant bij het binnenlandse nieuws. Hangjongeren hadden lijn vijf met stenen bekogeld, op twee straten van Vrouwtje’s huis. Er was in de tram zelfs een gewonde gevallen. Het moest toch niet gekker worden. Mannetje vond dat ze zich niet moest opwinden. Die nuchtere Piet noemde het gewoon de tijdgeest.
Later die dag zag Kippig Vrouwtje het allemaal weer wat blijmoediger in. Dat met die tram was vast een incident geweest. Het eerste lentezonnetje deed alles er vrolijk uitzien. De mensen klaarden er van op. Een taxichauffeur stopte voor haar en liet haar met een breed armgebaar oversteken, alsof ze een tiener in een minirokje was. Bij het milieupark hielp een medewerker haar zo maar met het dragen van de afvalzakken naar de container. Louter aardigheid viel Vrouwtje ten deel.
"Zie je wel", zei Mannetje, "de wereld zit nog niet zo rot in mekaar". "Laten we naar het centrum rijden en een visje halen bij Mediterrana". Daar voelde Vrouwtje wel wat voor. Wat was er leuker dan in je eigen stad een wereldreis maken? In de oude stadsbuurt waren toko’s, turkse bakkers, marokkaanse vishandels, theehuizen waar ze nooit in durfde en surinaamse eethuizen waar ze roti’s haalde. Ze voelde zich daar altijd zo’n wereldburger. Niet dat ze er zou willen wonen. De buurt stond onder permanent cameratoezicht en de stadswachten hadden er hun handen vol. Maar dat maakte het juist zo leuk om er te winkelen. Je maakte er nog eens wat mee.
Bij de viswinkel was het druk als altijd. Tientallen mannen waren met elkaar in gesprek en duwden ondertussen hun vingers in weke vissebuiken om de waar op versheid te controleren. Ondertussen begroette de eigenaar Kippig Vrouwtje en Mannetje luidruchtig. Als altijd gaf hij ze een gebakken sardientje om te proeven. Lekker warm, lekker vers. En daarna moesten ze de inktvisringetjes proberen. Ook lekker, heel lekker. Elke keer weer kochten ze meer dan ze van plan waren. En elke keer zeiden Vrouwtje en Mannetje dat ze maar een keer leefden en dat ze er vooral van moesten genieten. Dat zeiden ze deze keer dus ook. Met twee plastic tassen vol vis verlieten ze de winkel. De maag knorde, de witte wijn lag gekoeld op hen te wachten, de roomboter was al op kamertemperatuur. Er moest alleen nog een knapperig rond turks brood worden gekocht.
Mannetje besloot de auto op de laden/lossenplaats voor de bakker te parkeren, Vrouwtje zou er uitspringen en snel een brood kopen. Dat was zo gepiept. Maar ja, die aardige bakkersvrouw genoot ook van het mooie weer en begon een praatje en Kippig Vrouwtje wilde graag aan het inburgeren meewerken en zo hoorde Vrouwtje over hoe die lekkere broden elke paar uur vers werden gebakken. Ineens verscheen Mannetje voor de winkelruit. Hij had een knalrood hoofd een gebaarde wild dat Vrouwtje snel moest komen. De stoom kwam uit zijn oren. Wat was er gebeurd?
De auto stond niet meer bij laden/lossen maar honderd meter verderop. Mannetje kon niks logisch meer uitbrengen, alleen maar dat die hondekop geen manieren had en hem zomaar had weggedrukt terwijl het nergens voor nodig was! Op de plek voor de winkel stond een bestelbusje. De bakker ontving zijn toeleverancier, zakken meel werden naar binnen gesjouwd. "Die man", brieste Mannetje, "kon nog makkelijk achter onze auto staan! Maar hij was uit op een relletje en hij duwde tegen de achterbumper. Ik moest en zou van zijn plek af. Gekker moet het niet worden." "Wind je niet op", zei Vrouwtje. En in een poging ook eens logisch te zijn voegde ze er aan toe: "Het is de tijdgeest". "We leven in een jungle, een jungle dat is het", sputterde Mannetje. Aan Vrouwtje's ‘Maar wel lang en gelukkig’ schonk hij geen aandacht. Het was tijd om te eten en te vergeten.
De meelsjouwer ging even later naar het theehuis om de hoek. "Het moet niet gekker worden", vertelde hij zijn vrienden. "Wat ik heb meegemaakt!". "Die Nederlanders deugen niet. Ze laden en lossen hun vrouwen. Dat zouden wij eens in ons hoofd moeten halen. Vrouwen zijn toch geen meelbalen." De aanwezigen knikten instemmend. Veel gekker moest het niet worden.
Karin | 05 augustus 2005Wat een werelds verhaal. |
i | 10 augustus 2005SuperVrouwtje! |