Brief aan R.
Lieve R.,
Drie jaar geleden vertrok je.
Je had via MSN een vrouw ontmoet in Spanje, en daar had je een klik mee. En wat had je hier in Nederland nog eigenlijk?
Jouw relatie met T., mijn beste vriendin, was op sterven na dood.
Je was in de WAO beland wegens burn out-verschijnselen, maar eigenlijk sloeg de totale paniek toe. Vanwege onverwerkt verdriet uit het verleden. Vanwege onrecht in je dagelijkse bestaan, waar je je vreselijk over opvrat. Het benam je letterlijk de adem en dat vond ik vreselijk om te zien.
Intussen begon je -bourgondisch ingesteld als je was- steeds meer te drinken, en je gedroeg je daarom in gezelschap soms ook werkelijk onuitstaanbaar. Onuitstaanbaar!
Onze vriendengroep dropte jou in a split second toen je besloot te vertrekken.
Ik kon dat niet, want ik zag al jouw lieve dingen nog zo goed.
Je aanstekelijke enthousiasme bij alles wat er op de wereld gebeurde. Je passie voor fotografie, je zag de mooiste kleine details door je lens. Je eeuwige gastvrijheid, je zelfgeknutselde kerststukje van drie dennentakken, een beetje hulst en een paar champignons met Davitamon-pillen als oogjes. "Voor jou, omdat ik je zo lief vind", knuffelde je me dan. Na een dag liepen de Davitamonpillen gigantisch uit, maar what the heck! Ik vond het wel dramatisch staan, alsof de champignons bloed huilden.
Weet je nog dat ik bij je langsging, vlak voordat je vertrok?
Wat knokte je toch met je emoties....."K., ik ga heel domme dingen doen," zei je verdrietig. Wat moest ik tegen je zeggen? Ik troostte je en zei dat dit de kans was om een nieuw leven op te bouwen, om weg te vluchten uit onze keiharde maatschappij.
Maar ik heb je ook gewaarschuwd voor jezelf. Je neemt jezelf overal mee naartoe, maar dat wist jij ook al lang.
Toen je in het zonnige Zuiden was, heb ik je nog wel eens een kaartje gestuurd, en heel af en toe belde je.
Wat T. en ik altijd al vreesden, werd werkelijkheid.
Je had jezelf onder je arm en je kon jezelf niet meer dragen.
In het voorjaar van 2004 kreeg ik een telefoontje: Je lag in het ziekenhuis van Benidorm, met maagbloedingen, een beschadigde lever en allerlei nare complicaties.
Na een ziekbed van zes weken konden we je weer verwelkomen in Nederland, gerepatrieerd binnen zes planken. Man, man, wat een ellende, ik ben nog nooit van m'n leven zo verdrietig geweest.
In het rouwcentrum zag ik jou voor het laatst en jouw vriendin voor het eerst.
De dienst was mooi, sober, aangrijpend, maar er werd in het midden gelaten waar je nu precies aan was overleden, maar eigenlijk ook weer niet.
De vrienden die jou het hardst lieten vallen, hadden het hardste spijt.
Maar ik weet dat jij dat wel begrijpt, ik weet dat je ons allemaal hebt gezien en dat het goed is zo.
Je kunt uitrusten.
Soms praten we er nog wel eens over. Sommige mensen hangen dan een vaag verhaal op over jou, "R. die zo'n pech had, met een soort van vreemde bacterie in z'n bloedbaan".
Ik zeg gewoon ronduit: "Welnee, hij was opgeleefd, moegestreden, hij heeft zichzelf willen verdoven omdat hij het leven niet aankon en uiteindelijk heeft ie zich doodgezopen. Hij hoeft zich nu niet meer druk te maken".
Dat doet recht aan jou, lieve R.
Ik mis je heel erg.
Kus van K.