j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
‘Het ligt niet aan jou, het ligt aan mij.’
Eén van de meest platgetreden clichés bij het beëindigen van een relatie.
En, zoals zo veel clichés, ontzettend waar.
Dit besef dringt tot me door, hoe langer ik in Stadstuinen woon.
In een prachtig, lief huis, in een volkomen verkeerde buurt. Voor mij tenminste.
Kort na de oplevering wist ik het eigenlijk al, maar wilde dat niet toegeven.
Wij wisselden elkaar af met het wachten op parketmannen, elektriciteitsmannen, meubelmannen, die onze fraaie eigentijdse kadewoning definitief bewoonbaar zouden maken. Om de beurt mochten wij luchten: onze nieuwe buurt leren kennen! Welgemoed toog ik op pad. Ik zocht de overeenkomsten met het bruisende Rotterdam West, mijn buurt, waarin ik opgroeide, en die ik voor de tweede keer in mijn leven had verlaten. De eerste keer omdat ik met mijn ouders naar Hillegersberg verhuisde, een buurt die geen buurt is, maar een villarijke, lommerrijke groenstrook. Zo gauw ik op mezelf kon wonen, verhuisde ik terug naar het zo vertrouwde, levendige West, dat mij omarmde als een verloren dochter.
En nu ging ik er andermaal weg, dit keer met mijn eigen gezin. De stap zou niet groot zijn, hield ik mezelf voor. Eigenlijk had ik in West willen blijven. Oké, ons huis in de Hendrick Sorchstraat was veel te klein geworden en we hadden er met niemand meer contact. De straatbevolking bestond voornamelijk uit hoogbejaarden en aso’s, die van drie hoog afval en zware voorwerpen naar beneden gooiden, pijngrensmuziek uit open ramen lieten schallen en elkaar bij tijd en wijle omlegden. Maar de buurt had zulke prachtige groene randjes, met kasten van huizen voor niet al te veel geld…
Bij bezichtigingafspraken gaf ik altijd prioriteit aan huizen in Middelland, het Nieuwe Westen of Delfshaven. Ik wist ook wel dat het vaak om oude panden ging, waar voor tonnen aan moest worden vertimmerd. En ik was doordrongen van alle nadelen en ongemakken van het westelijke stadsdeel: opengebroken auto’s, drugshandel, pleurisherrie, troep op straat, noem het maar. Het zij zo. Ik idealiseer de buurt niet, maar hij past mij als een handschoen. Die chaos en hectiek hoort bij mij.
Maar toen kregen wij kans op een nieuwbouwwoning in Stadstuinen, op de Kop van Zuid. Ik onderdrukte een gevoel van beklemming. Geen gezeur, op in de vaart der volkeren! De Kop van Zuid is toch zeker ook een levendig stedelijk gebied? Was daar niet dat schitterende Entrepotgebied met al die gezellige terrasjes met pittoresk uitzicht op het water? Die fraaie, gewelfde gang met al die énige winkeltjes die naar de Konmar leidden, die fantáástische supermarkt met al die exotische delicatessen waar mensen uit de verre omtrek op af kwamen? Nou dan? En dan had je nog de aangrenzende oude wijken
Dát wilde ik ontdekken op die heldere, grijze wintermiddag, in een gestolen uurtje tussen het wachten op elektricien en loodgieter door. Ik liep langs architectonisch doordachte doorzonwoningen en herenhuizen met pakhuisvides, zoals de onze. Minuscule voortuintjes. Hoezo Stadstuinen?
Het werd mij duidelijk. Ik doorwandelde een vinex-locatie in een stedelijk gebied.
Hoezo stedelijk gebied? Waar was dat dan? Aan de horizon van de deels braakliggende Laan op Zuid, de door stadsplanners gedoodverfde Champs Elysées
Grauwe troosteloosheid, lichtjaren verwijderd
En die andere aangrenzende oude wijk, Feijenoord, was al niet veel beter. Straatlange grijze somberte, nu en dan afgewisseld door een zieltogend belwinkeltje of een afgetrapte kroeg. Wijken met de makkes, maar zonder de levendigheid van Middelland, het Nieuwe Westen, Delfshaven.
Ik had een grote fout gemaakt…
Maar kom op zeg, dat kan toch niet?! Dit is mijn buurt niet? Dan zorg ik dat het mijn buurt wordt!
En daar ben ik voor gegaan, in al die jaren dat ik in de Deelgemeente Feijenoord woon. Urenlange omzwervingen, fietstochten en hondwandelingen heb ik gemaakt, om het gebied eigen te maken. En ik kwam erachter dat het niet alleen grauwe ellende was. Dat er genoeg leuke dingen zijn. De Negentiende Eeuwse scheepvaartsfeer van het Noordereiland. De levendige winkelboulevard Beijerlandselaan/Groene Hilledijk. De rustieke, door struweel omzoomde nieuwbouwhuisjes in Bloemhof. De Stampioendwarsstraten, krentjes in de grauwe Feijenoord-brij, met hun in nostalgische stijl opgetrokken huizen met puntdaken en bloembakken. De betere nieuwbouw, die zelfs in de Afrikaanderwijk aarzelend op gang komt. Ook heb ik leuke mensen leren kennen. Sommigen zijn overmatig politiek correct, maar dat moet kunnen. En in de Binnenhaven, voor onze deur, liggen bootjes.
Maar hoe komt het dan, dat gevoel van ‘ik ben thuis’, zo gauw als ik de Rochussenstraat, Mathenesserlaan, Heemraadssingel en Schietbaanlaan zie opdoemen? Als ik over de Binnenweg loop, door de Volmarijnstraat, en natuurlijk in mijn ouwe straatjes Hendrick Sorch en Gerrit Jan Mulder? En die pijn die onmiddellijk volgt, want het is immers niet waar, het is mijn thuis niet meer? Dat slijt wel, dacht ik het eerste jaar. Maar het is nooit overgegaan. Integendeel. Steeds scherper is de pijn, iedere keer wanneer ik mijn oude buurt betreed. Want het is zó van mij. Elke plek ken ik, elke straathoek voelt vertrouwd. Hier heb ik als kind gespeeld, hier speelden mijn eigen kinderen.
En ondertussen flopte het Entrepotgebied. De terrassen liggen er verlaten bij. En Parkstad, een project waarop ik mijn hoop had gevestigd, omdat het de desolate wijken zou verbinden met de Kop van Zuid, met een park en winkeltjes, is in de ijskast gezet.
Maar ook al zouden al deze plannen slagen, voor mij is het te laat om te kunnen aarden. Ik heb te lang in West gewoond. Daar niet meer wonen, voelt als een amputatie.
Bezat ik maar toverkracht…Dan zou ik dat prachtige, dierbare huis aan de Bakemakade met één vingerknip overplanten naar de Mathenesserlaan, de Heemraadssingel of de Claes de Vrieselaan.
Want, dierbaar huis, het ligt niet aan jou.
Het ligt aan mij.