j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Ik was 12 jaar.
Het is erg warm in de zomer, soms 55 graden. We gingen nooit op vakantie, maar soms een paar dagen op familiebezoek.
De dag die nooit uit mijn gedachten wegvliegt……….. de zon was nog niet wakker, het was vroeg. Heel de stad was nog in slaap. Ik werd gewoon zelf wakker.
Via de stenen trappen kwam ik beneden.
Mijn vader ontving mij en heeft mijn hoofd gekust.
Hij was anders dan andere dagen. Zijn gezicht was heel rustig. Er was geen zorg, meestal tijdens het bidden met zijn god had mijn vader dit gezicht. Ik was zo blij dat ik door mijn vader gekust werd en trots. Ik voelde mij ontzettend gelukkig en ik zei tegen mijzelf: kijk ik ben anders. Ik voelde mij bijzonder. Ik kreeg een geroosterd ei. In het vuur. Mijn vader maakt op een bijzondere manier eieren op het vuur klaar, met houtskool.
Ik wist dat mijn vader op reis moest met een boot, die hij samen met een paar andere mannen gekocht had. Het was een oude boot en ze waren maanden bezig geweest om hem in orde te brengen.
Van een oude boot een nieuwe boot maken, ik herinner mij dat mijn moeder er niet blij mee was, in zijn vrije tijd was mijn vader altijd bezig met de boot. De boot moest gekeurd worden door de douane. En iedereen moest een zeekaart of zeemansvergunning aanvragen.
Uiteindelijk na al het gedoe was de boot klaar om te varen. Ze gingen naar Koeweit.
Alle winkels waren nog dicht, behalve de bakker en de soepwinkel, die Ash verkocht, die waren al aan ‘t werk. Ik liep samen met mijn vader richting zon, richting het verlaten haventje. Hij droeg een dun matrasje en een klein koffertje en ik had een paar kleine tasjes in mijn kleine handen, ik zag hoe de boot vertrok. …..
Mijn moeder heeft altijd gehoopt dat mijn vader terug zou komen. Jaren was zij bij de ingang van de haven, om te kijken of hij binnenkwam met zijn boot. De eerste maanden zochten wij overal, zijn plan was om 5, 6 weken weg te blijven. Wij dragen als iemand dood gaat 40 dagen zwarte kleding, maar wij wisten niet of onze vader dood was of niet, of we wel of niet die kleding aan moesten doen. Mijn moeder zei altijd hij komt terug. Mijn moeder droeg jaren lang zwarte kleding.
Mijn vader ging voor altijd op reis, een lange reis waar nooit iemand van terugkeert. Hij leeft nog steeds in mijn gedachten.