Poging tot culturele zelfreflectie, no. 3
Een museum voor suppoosten
zorgt tussen aankomst en transport om binnen stil
te staan, niet vrijer te bewegen dan de dingen die er hangen.
Het succes is de ticket die telt de tijd
van komen en de spullen
van buiten
zie je niet
de reden
van de binnenblijvers is meer dan een trots
op de collectie en de toegangskaart
die blijft toegankelijkheid bewaken,
halfslachtig voor de gaven Gods,
soepel voor wat zelfbevestiging,
maar strak om elke derde wereld delver van zijn kostbaarheden te sorteren.
Want dit museum heeft volle muren in de huidskleur
van zijn doelgroep kiest verscheidenheid uit
vormen in de omgang
met de schoonheid van verzamelingen moeten blijven
restaureren om kapitaal te circuleren voor een goed gevoel is naar
buiten kijken overbodig, hooguit
nodig in retrospect en vakantie
brochures herenigen al genoeg verlangens.
Men zegt ethiek is te lokaal voor export
en het museum voor moderne
bezigheid is groot en af en klaar met zoeken van een ziel.
Als een man na jaren sparen een bezoeker
is geworden, wacht hem de vestibule van papieren
tijgers, vangnetten, tot kaas
gestremde waarden, niets
dan fluiten naar zijn bruid zien
dwars door pepperspray het tranendal van regelgeving
in woestijnen vol consensus hopen op
het doel dat danig taant naar open armen
van je vrouw zegt men win win met wetten verruild
voor mogen zeggen van gedachten.