j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Aanleiding voor het gekakel was een grote ronde kom waarin twee goudvissen zwommen. Een schande was het, een regelrechte schande dat dit tegenwoordig nog werd getolereerd! De twee sluierstaarten waren zich van geen kwaad bewust. Er hing een zuurstofsteentje in de bak, er dreven verse groene plantjes in. Het was typisch zo’n kommetje waarin de bewoners van de eigenaar namen hadden gekregen. Stipje en Vlekje, of zoiets.
De discussie zette zich voort. Iemand zette de tegenaanval in. Of ze soms van de Dierenpartij waren? Dan aten ze zeker ook geen vlees? Dit werd beaamd.
Een rechterhoek van woorden volgde: waarom ze dan wel leren schoenen droegen? Geen antwoord.
Daarna op Mohammed Ali-achtige wijze een uppercut: of de dames vis aten? Ja, dat wel, als de vis maar niet met een hengel was gevangen. Sportvisserij kon echt niet!
Nu volgde de knock-out: alsof sleepnetten diervriendelijk waren!
Uiteindelijk werden de dames het weer eens. Het was voor de vis het beste als hij kon zwemmen, desnoods dan maar in een kom.
Hè, gelukkig! Die binnenbrand was geblust. Zonder enige vorm van gewetensbezwaar fietste ik naar Schmidt op het Vasteland. Vandaag hingen de vlaggetjes uit, de Hollandse Nieuwe was binnen! Het was weer ouwe jongens wittebrood. Met man en macht werd er gewerkt aan het schoonmaken van de groene haring, ongeduldige klanten wierpen begerige blikken op het zilte genot. "We gaan er nog een paar halen", klonk het naast me, "op één been kan je niet lopen."
Ik mengde me in het gesprek. "Zijn ze lekker, dit jaar?" "Ze zijn heerlijk, meer dan heerlijk, we hebben er al vier op, met een paar wijntjes er bij. Nou halen we er nog een paar voor straks. En twee voor m’n moeder, dan heeft die ouwe ook nog wat."
"Wat heet", klonk het voor in de rij, "mevrouw, ik sta hier al voor de derde keer! Ik ben verslaafd aan die dingen, ik kan het niet laten." Dat was lachen, in het gezelschap bevond zich een haringjunk. Hij beaamde het trots, zijn maximum lag op twaalf stuks achter elkaar, daar had hij geen enkele moeite mee. Met tot slot een glaasje aquavit, dat maakte het extra lekker.
Ik hield het op twee broodjes haring met ui, meenemen. Ze waren lekker, en extra lekker omdat Lief en ik ze op het bankje voor de Spidoboot in het zonnetje opaten. Daarna fietsten we nog een eindje om, langs de Maasboulevard, over het Drinkwaterterrein, en via Kralingen weer naar huis. Op de Goudserijweg stond een lange rij voor de haringkar. Lief keek me vragend aan. "Zullen we?" Natuurlijk! We moesten het maar toegeven, ook wij waren haringjunks. "Doe er maar zes, met ui, meenemen".
Thuisgekomen vielen we meteen aan. Met een ijskoude borrel erbij. Want hier was ik het volmondig met de discussiedames eens: de vis moest zwemmen!