De dingen zijn soms niet zoals ze lijken.
Natuurlijk tel ik mijn geld even na als ik naar de stad geweest ben.
Tellen is letten op de kleintjes. En uitgaan is uitgeven,
dus dan moet je wel even op je tellen passen, al is het achteraf.
Wie genoeg heeft telt alleen als hij nog steeds niet tevreden is.
Ik heb ruim genoeg met mijn AOW plus mijn landarbeiderspensioen.
Maar op zo’n dagje in de stad denk je toch: waar leven ze allemaal van?
Je ziet de mensen op straat nooit bukken om het geld op te rapen.
Ik heb wat gebukt, met de korte schrepel in de hand
om de peejen op één te zetten, want zo noemden we op ‘t Strodorp
het uitdunnen van de mangels, voederbieten bedoel ik.
Daarom bukte ik toch maar even toen ik een muntje op straat zag liggen.
Het was net voor de Floor, waar de zwarte Chrysler van de burgemeester
had gestaan. Zeker niet gemerkt, het was dan ook maar een 2-cent-stuk.
Omdat hij misschien wel van de burgemeester geweest was
heb ik hem heel goed opgeborgen, dat overkomt je niet vaak.
Maar thuis zag ik dat het een dollarcent was. Dat was even schrikken.
Nooit geweten dat een dollarcent precies even groot en zwaar en dik is
als twee eurocent. Maar wat zijn honderd dollarcenten waard?
Nog geen veertig munten van twee eurocent.
Jullie zijn gewaarschuwd, daar in Rotterdam.
Het kan tegenvallen, als je denkt dat het geld er op straat ligt.