"Met interesse sloeg ik het toestel gade en bemerkte tot mijn verbazing dat het mijn kant opvloog! Ook begon het nu weer enigszins te dalen. Ik begon steeds harder te fietsen als om het toestel te ontwijken en voelde me als Cary Grant in de film North by Northwest."
Vanochtend werd ik wakker met een behoorlijk opgezwollen oog. Een verlate of vervroegde mug had me kennelijk flink te pakken gehad. Ik lijk wel wat op de junk die ik vaak in de metro tegenkwam en over wie ik onlangs las dat hij wonder boven wonder is afgekickt. Het zal vanavond wel weer over zijn, maar niettemin zal ik het voorlopig moeten doen met een onguur uiterlijk. Uit ervaring weet ik dat dit allerlei ongemakken met zich mee kan brengen. Al heel mijn leven is er maar het minste of geringste voor nodig om de bovengemiddelde aandacht van het bevoegd gezag te trekken. Zodra ik in het gezichtsveld van een dienaar der wet kom zie ik aan diens oplichtende ogen dat hier wellicht een mogelijkheid is om het maandgemiddelde boetes op te krikken.
Zo postte ik eens begin jaren zeventig een brief in Hillegersberg. Omdat ik vergeten was er een postzegel op te doen en het voor mij een nogal belangrijke brief was met bestemming Amerika, besloot ik te wachten totdat de bus gelicht zou worden zodat ik mijn verzuim alsnog goed kon maken.
Ik posteerde me bij de brievenbus. Ik droeg een oud legerjack, hetgeen in die tijd in de mode was, en gymschoenen. Reeds na een half uur kwam een onopvallende witte Volkswagen aangereden met twee mannen erin, type Maxwell Smart. Na langzaam enige rondjes gereden te hebben parkeerden ze de auto bij de brievenbus en stapte één van de mannen uit. Hij maakte zich kenbaar als rechercheur. Wat ik zo laat op de avond deed bij de brievenbus? Ik legde de situatie uit en gelukkig arriveerde even later ook de postbode, die de ongefrankeerde brief naar Amerika er zo uit kon vissen zodat ik terstond als vrij man mijn weg kon vervolgen.
Een paar jaar later was er sprake van de treinkapingen bij Wijster en De Punt. Tijdens één van die kapingen, welke weet ik niet meer, gold overal een verhoogde staat van paraatheid.
Blijkbaar ook bij het vliegveld Zestienhoven. Op een zonnige zaterdagmiddag vond ik dat het tijd werd om weer eens wat aan beweging te doen. Daarom pakte ik de fiets en toog richting Schiebroek. Ik vond het altijd interessant om langs Zestienhoven te fietsen en onderwijl de opstijgende en landende vliegtuigen gade te slaan. Nadat ik het Wilgenplastunneltje was gepasseerd naderde ik al snel het vliegveld. Ik kon zo gauw geen vliegtuigen waarnemen, maar al snel hoorde ik het geronk van een helicopter die net opgestegen was. Met interesse sloeg ik het toestel gade en bemerkte tot mijn verbazing dat het mijn kant opvloog! Ook begon het nu weer enigszins te dalen. Ik begon steeds harder te fietsen als om het toestel te ontwijken en voelde me als Cary Grant in de film North by Northwest. Na enige tijd boven mijn hoofd gecirkeld te hebben verdween het toestel weer even snel als het gekomen was.
Nu, jaren later, draag ik geen legerjack meer. Ik draag nu een keurig zwart windjack, waardoor ik soms zèlf voor diender wordt aangezien, daar toeristen mij regelmatig de weg vragen wanneer ik over de Coolsingel loop. Weliswaar een verbetering, maar van mijn kennelijk criminele uitstraling ben ik toch nog niet helemaal af.
Vorige week besloot ik even de Bijenkorf in te lopen. Het was er warm en ik kon er niets van mijn gading vinden. Ik besloot al snel weer naar buiten te gaan. Terwijl ik me met een aantal andere mensen door de uitgang wurmde ging luid en duidelijk het alarm af. Daar ik me niets wederrechtelijk had toegeëigend besloot ik maar gewoon door te lopen. Met een toch wat onrustig gevoel –ik kende mijn pappenheimers van de wetshandhaving- liep ik naar mijn fiets.
Terwijl ik met een half oor luisterde naar het door een straatkrantverkoper ten gehore gebrachte lied “Maak me blij, maak me blij, koop een krantje bij mij,” werd ik op m’n rechterschouder getikt. Het was een fors gebouwd persoon gehuld in uniform van de Nederlandsche Beveiliging. “Meneer, het zal wel niets zijn, maar het alarm ging af en voor alle zekerheid wil ik u nog even vragen nogmaals door het poortje te lopen. Zou u zo vriendelijk willen zijn nog even met me mee te lopen?” Een snelle kosten-baten analyse leerde me dat ik dan het snelst van hem af was, hoewel zijn opsporingsbevoegdheid zich mijns inziens niet uitstrekte tot openbaar terrein. Gelaten liep ik weer door het poortje, dat zich geheel rustig hield. De beambte gaf de uitslag door in zijn walkie-talkie en mompelde tegen mij dat het in orde was.
Ja, en nu zit ik dan met een ècht crimineel uiterlijk door mijn opgezwollen oog. Ik geloof dat ik vandaag maar thuisblijf.