j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Bij Delft Top Tech is vorige maand een postacademische security-opleiding van start gegaan. Veiligheid is tegenwoordig weliswaar een westerse obsessie geworden, maar hoe ver moeten we gaan met onze beveiligingscultuur?
De Haagse burgemeester drs. Wim Deetman, nationaal coördinator terrorismebestrijding mr. Tjibbe Joustra, generaal Dick Berlijn, vertegenwoordigers van Shell en van Artsen zonder Grenzen. Allemaal spraken ze over \'security\', of beveiliging, tijdens de officiële start van de nieuwe studierichting, op 19 september.
Bij beveiliging denk je al gauw aan terrorisme, maar de verschillende instanties hebben allemaal hun eigen insteek. Defensie realiseert beveiliging, desnoods met geweld. Artsen zonder Grenzen hanteert een heel andere benadering; hun medewerkers stellen zich bewust kwetsbaar op en ze zullen ook nooit een wapen dragen. Hun motto is: in gesprek blijven met de omgeving. Een uitgangspunt dat Shell ook onderschrijft, zo bleek op het symposium.
Een breed en divers onderwerp dus, die beveiliging. Maar wat is er wetenschappelijk aan? "We willen mensen leren hun probleem te laten inkaderen en oplossen," begint drs. Erik Wiersma, inhoudelijk programmacoördinator van de opleiding. De studenten aan de securitymaster zijn veelal doeners, mensen uit de praktijk met concrete problemen zoals bijvoorbeeld de bewaking van een terrein. Wiersma: “In eerste instantie zijn ze dan geneigd om er een hek omheen te zetten en camera\'s te installeren. Bij Delft Top Tech leren ze vooral om eerst even niets te doen, een ander perspectief aan te nemen, hun probleem in een groter perspectief te plaatsen om zo tot een betere aanpak te komen.” In het geval van de terreinbeveiliging vraagt Wiersma de studenten wat het te beveiligen object eigenlijk waard is. “Als dat tienduizend euro is, dan heeft een camerasysteem van honderdduizend euro weinig zin. Bovendien: wie is er verantwoordelijk voor het terrein? De overheid of het bedrijf? En ook: waaruit bestaat de bedreiging nu eigenlijk? Een aanslag of eerder vandalisme?” Wiersma toont zich voorstander van academische afstandelijkheid: "We leren ze een stapje omhoog te doen en van daaruit te beslissen welke veiligheidsmaatregelen het meest doeltreffend zullen zijn."
Witte boordencriminaliteit
Typisch TU vindt Wiersma het systeemdenken in de opleiding waarbij \'het systeem\' kan staan voor - pakweg - een elektronisch netwerk, een havencomplex, een fabriek of een luchthaven. De analysemethode is in alle gevallen gelijk. Neem als voorbeeld de bescherming van een fabriek tegen lekkage van een chemische stof. Men vraagt zich dan af: Hoe kan een lekkage ontstaan? Hoe groot is de kans daarop? Hoe kun je dat voorkomen? Hoe kun je de gevolgen verkleinen wanneer het toch gebeurt? Dat is dezelfde aanpak als die bij veiligheidskunde wordt gehanteerd. Wat de studie beveiliging eraan toevoegt is de mogelijkheid van een opzettelijke verstoring. Ongevalanalyses gaan uit van dingen die per ongeluk fout gaan doordat er iets kapot gaat, of als gevolg van een bedieningsfout of menselijk falen.
"Een terrorist zal daarbij uit zijn op een zo groot mogelijk effect," zegt programmadirecteur mr. Jos de Lange. "Maar terrorisme is slechts één van de mogelijke vormen van daderschap. Daarnaast moet je rekening houden met gelegenheidsdieven, veiligheid in de wijk, witteboordencriminaliteit en hangjongeren. Gebrek aan interesse en motivatie, negatief versterkend groepsgedrag, vroegtijdige schoolverlating, en een keur aan andere factoren kunnen een voedingsbodem vormen voor crimineel gedrag. Uit welke hoek de criminaliteit ook komt, onze insteek is altijd de opzettelijke verstoring van de normaal veilige leef- en werkomgeving."
Veerkracht
Waar moet dat heen met de beveiliging? Dat vroeg de Amsterdamse sociaal-psycholoog prof. Hans Boutellier zich afgelopen maand af in zijn inaugurele rede als hoogleraar veiligheid en burgerschap aan de Vrije Universiteit. Boutellier, die ook aan het hoofd staat van de Amsterdamse veiligheidsopleiding, onderscheidt in een recente publicatie in het NRC Handelsblad (28 sept 2007) drie mogelijke scenario\'s. De eerste is die van een controlestaat waarbij de staat haar burgers controleert met bijvoorbeeld burgernummers, een biometrisch paspoort, slimme herkenningscamera\'s en geïmplanteerde microchips. De burgers laten zich dat welgevallen doordat ze de maatregelen als een geruststelling ervaren. Een tweede mogelijkheid is volgens Boutellier een samenwerking tussen staat en kapitaal om de veiligheid van bezit te waarborgen. Veiligheid is al big business geworden, signaleert Boutellier, en de beveiligde wijken (gated communities) rukken ook op in Nederland. Over de derde variant, waarin een evenwicht heerst tussen controle en vertrouwen, tussen vrijheid en begrenzing, is Boutellier minder concreet. Voorbeelden kan hij niet noemen.
Ook in Delft is men een voorstander van wat wel wordt aangeduid als 'societal security' of 'maatschappelijke veiligheid'. Wiersma twijfelt sowieso aan het nut van de golf aan beveiligingscamera\'s die ons land overspoelt. Hij gelooft niet dat camera\'s een preventieve werking hebben, maar dat ze vooral nuttig zijn bij de reconstructie en opsporing naderhand. "Er is te weinig aandacht voor maatschappelijke veerkracht of 'resilience'," vindt Wiersma. "Een maatschappij moet zo ingericht zijn dat ze in staat is om een verstoring zo goed mogelijk op te vangen."
"Een overvloed aan camerasystemen kan nooit de ultieme oplossing zijn voor het creëren van veiligheid in de publieke ruimte," zei ook nationaal coördinator terrorismebestrijding mr. Tjibbe Joustra tijdens het openingssymposium in Den Haag. "We leven in een samenleving die op dit moment wordt gekenmerkt door individualisering," constateert Joustra. "Daarmee gepaard gaan een vermindering van sociale controle, een afname van respect voor het gezag en een zichtbare maatschappelijke verruwing. Mensen maken zich zorgen over dit soort tendensen."
Agenten
"Sociale veiligheid vereist continuïteit in het beleid," stelt Jos de Lange. "Eerst stelt de overheid dat agenten meer de wijk in moeten, vervolgens wordt de geldkraan dichtgedraaid en moeten de gemeentes het zelf maar zien te regelen. Zo kun je niks opbouwen." Gevraagd naar positieve voorbeelden van 'sociale veiligheid', komt De Lange met Enschede, waar een heel 'bouwwerk' is opgezet van gecoördineerd toezicht, hulp en ondersteuning in de wijken, het zogenaamde 'Veiligheidshuis Enschede'. De gemeente Enschede toont met cijfers overtuigend aan hoe hierdoor in de verschillende wijken de veiligheid vooruit is gegaan.
Persoonlijk maakt De Lange zich ernstige zorgen. Het liefst zou hij beveiligen zonder camera's en hekken. Dat kan alleen als we erin slagen om een zekere kleinschaligheid terug te brengen met een verstevigde sociale controle. "We moeten ons hoeden voor heilloze grootschalige overheidsbemoeienissen," vindt De Lange. "Het is de taak van wetenschappers om oplossingen te verzinnen die niet leiden tot een Big Brother-staat. Het zou toch van de zotte zijn als de politiestaat, waar de Baader-Meinhofgroep in de jaren '70 de Duitse overheid met aanslagen toe provoceerde, er nu alsnog zou komen."
Security science voor professionals
De Delftse opleiding master of security science & management richt zich op beveiliging tegen misdaad, fraude en terreur. Het is een postacademische masteropleiding van Delft Top Tech, school of executive education van de TU Delft. De opleiding richt zich op personen die werkzaam zijn in industrie, overheid en beveiliging- en adviesorganisaties. De deelnemers worden uitgedaagd afstand te nemen van hun praktijkervaring en leren die in een breder perspectief te plaatsen. De opleiding duurt veertien maanden. De eerste afgestudeerden zijn in juni 2009 te verwachten. Aan het begin van dit studiejaar hadden zich twaalf studenten aangemeld. De studiekosten â raison van 24.000 euro worden meestal door het bedrijf vergoed. In ruil daarvoor kan het bedrijf gebruik maken van de resultaten van het afstudeerwerk van de werknemer in de studiebanken.
Jos de Lange, programmadirecteur
Initiator Jos de Lange (52) is afkomstig van het ministerie van defensie. Hij werkte daar als bedrijfsjurist, ontwikkelde de economische organisatie, beheerde het facilitair management en kwam in dat verband ook in contact met beveiliging. In 2004 was hij mede-initiator van het veiligheidsinitiatief voor de Haagse binnenstad. Daar werd ondermeer gepraat over ontruimingen in geval van terroristische dreigingen. De laatste tien jaar geeft De Lange lezingen en lessen over beveiliging vanuit bedrijfseconomisch perspectief. Op het Nederlandse Congres over Veiligheid ontmoette hij prof. Ben Ale, hoogleraar veiligheid en rampenbestrijding aan de TU Delft. Het leek hen een goed idee om de bestaande veiligheidsstudies aan het Delftse Top Tech instituut uit te breiden met de beveiligingsvariant security science & management.
Veiligheidsopleidingen in Delft
Delft Top Tech biedt drie masteropleidingen aan op het gebied van veiligheid:
- master of safety, health and environment. Het accent ligt hierbij op een veilige werkplek en arbeidshygiëne binnen de bedrijfsvoering.
- master of public safety. Deze richt zich met name op rampenbestrijding en crisisbeheersing
- master of security science and management. Deze houdt zich bezig met het beveiligen tegen opzettelijke schade.
De opleidingen zijn gebaseerd op de zogenaamde veiligheidsketen, bestaande uit pro-actie (wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid); preventie; preparatie; repressie en nazorg. De nieuwste loot aan de stam, security science & management, is vooral gericht op het voorkomen van schade, dus op pro-actie en preventie.
VU Veiligheidstudie
Ook in Amsterdam is dit jaar een studierichting over veiligheid van start gegaan. De masterstudie besturen van veiligheid staat onder coördinatie van socioloog prof. Hans Boutellier. Binnen de faculteit Sociale Wetenschappen van de VU valt de nieuwe master in Amsterdam onder de afdeling bestuur en Organisatie en de onderzoeksgroep veiligheid & burgerschap. "Het is een uitgebreide variant van bestuurskunde," licht Boutellier toe. "De helft van de vakken gaat over veiligheid." Er hebben zich vijftien studenten gemeld voor de nieuwe variant, onder wie veel hbo\'ers. In tegenstelling tot de Delftse opleiding valt de Amsterdamse master onder de reguliere studiefinanciering.
Samen werken aan een veilige omgeving
Graffiti, vernielingen en inbraak. Vandalisme in en rond scholen veroorzaakt veel overlast en ergernis bij zowel leraren als leerlingen. Daarnaast levert het omwonenden geluidsoverlast op van rondhangende jongeren en bevordert het onveiligheidsgevoelens. Bovendien is het niet acceptabel, dat vooral jonge kinderen opgroeien met het idee dat vandalisme een normaal verschijnsel is. Tot slot kost vandalisme de gemeente handenvol geld. Vanwege al die redenen wordt met name vanuit de scholen gevraagd om hulp bij dit probleem. Er moet wat gebeuren; de gemeente draagt graag haar steentje bij. Samen met de politie en de schoolbesturen.
Veel andere gemeenten in Nederland kampen met hetzelfde probleem. Het blijkt dat door het plaatsen van hekken het vandalisme sterk vermindert. Vandaar dat de gemeente Nieuwegein besloten heeft ook over te gaan tot het plaatsen van hekken om scholen. Het betreft de basisscholen (bij het voortgezet onderwijs is dat -op de Linie na- al gebeurd). Nog voor de kerst plaatst de gemeente hekken rond het scholencomplex Doorslag-Noord en rond de school voor speciaal voortgezet onderwijs. De rest van de basisscholen volgt de komende jaren.
Het Houtense model
Voor alle locaties geldt, dat we uitgaan van het zogenaamde ´Houtense model´. Dat betekent dat er hekken van 1.20 of 1.80 hoog om het schoolplein komen, waarbij het schoolplein openbaar terrein blijft en dus beschikbaar voor spelende kinderen. Ook in de weekenden en de vakanties. Het schoolplein wordt na schooltijd afgesloten, maar er blijft steeds één toegang open. Tot slot komen er bordjes met de vermelding dat het tussen 8 uur ´s avonds en 8 uur ´s morgens verboden is voor onbevoegden. De politie kan daarmee optreden tegen overlast en indien nodig bekeuringen uitdelen. De ervaringen met dit type hekken in buurgemeente Houten zijn zeer positief. Het vandalisme is daar sterk teruggedrongen.
Jan de Bas
Hekken dicht, scholen open?
Het Rotterdamse veiligheidsbeleid en het basisonderwijs 2002-2006
Op 26 september 2002 werd met aplomb Het nieuw elan van Rotterdam … en zo
gaan we dat doen, het Rotterdamse collegeprogramma voor 2002-2006
gepresenteerd. Onmiddellijk werd bekend wat burgemeester en wethouders als
belangrijkste taak zagen: ‘Veiligheid is de topprioriteit van dit College. Rotterdam
moet veiliger worden. Dat vinden niet alleen de kiezers, dat blijkt ook uit de
veiligheidsindex. In de index krijgt de stad als geheel een magere voldoende, acht
wijken scoren onveilig. De opgave is duidelijk: de veiligheid moet omhoog. Dit zal via
drie pijlers verlopen: repressie, zorg en aandacht voor [een] schone, hele en vitale
woonomgeving.’2
In dit onderzoek staat de vraag centraal welke plaats het onderwijs binnen het
veiligheidsbeleid van de gemeente innam. In het bijzonder wordt daarbij gelet op de
rol van het basisonderwijs. Welke doelen bezat het Rotterdamse College op dit
terrein en hoe wilde het deze realiseren? Werden scholen gezien als met hekken
afgebakende kindvriendelijke eilandjes van veiligheid? Er worden meer vragen
gesteld: was er sprake van een ad hoc-benadering of een totaal beleid? Was het
beleid gericht op de korte of lange termijn en valt het beleid als dynamisch te
kwalificeren? Had het beleid het karakter van een topdown benadering of kenmerkte
het zich door een bottomup visie? Anders geformuleerd: sloot het beleid
Rotterdammers in of uit? Viel het veiligheidsbeleid te typeren als vorm van ‘sociale
verovering’ in de betekenis van ‘een gemeenschappelijke aanpak van de lokale
overheid, diensten, bewoners en private partijen?’, zoals omschreven in het rapport
Sociale verovering in Amsterdam en Rotterdam van Engbersen, Snel en
Weltevreden uit 2005.3 Tevens wordt hier nagegaan of de doelen werden bereikt en
zo ja welke doelen dit waren. Interessant is het te onderzoeken welke percepties van
veiligheid bij het College, politici en ambtenaren bestonden. Met welke
veiligheidsbelangen werd rekening gehouden? Leidde het veiliger worden van het
publieke domein niet tot een afname van de leefbaarheid? Was er sprake van wat de
Amerikaanse socioloog Mike Davis ‘de militarisering’ van de stedelijke ruimte
noemt?4 Kortom: hoe dacht de gemeente over veiligheid?
10.5 Aanbevelingen voor de gemeente
Wat zou de gemeente in de nabije toekomst kunnen verbeteren aan haar
veiligheidsbeleid voor het primair onderwijs? Ten eerste zou het op basis van door
veiligheidsexperts gegeven adviezen een concreet plan voor een veiliger primair
onderwijs te Rotterdam moeten maken. De gemeente zou daarbij kunnen aansluiten
en door Jeugd Onderwijs en Samenleving (JOS) deze kunnen laten vertalen naar de
Rotterdamse situatie. Ten tweede zou JOS nadrukkelijk als doorgeefluik van
landelijke activiteiten en acties op het terrein van veiligheid kunnen fungeren. Een
idee dat ook bij JOS-medewerkers leeft. Door gebundelde informatie, voorzien van
adviezen, aan directies door te geven zouden veel meer Rotterdamse scholen
kunnen profiteren van middelen die door landelijke initiatieven beschikbaar zijn. Ten
derde zou de gemeente kunnen inventariseren welke initiatieven reeds door
Rotterdamse basisscholen zijn genomen om de veiligheid te bevorderen. De
gemeente zou dit beleid van deze scholen kunnen waarderen door financiële steun
te verlenen of ambtelijke begeleiding toe te zeggen. Ook zouden de ideeën kunnen
worden doorgespeeld naar andere scholen. Ten vierde zou de gemeente incidentele
projecten als ‘Vriendschapsscholen’ en ‘sociale competenties’ nadrukkelijker bij
scholen moeten profileren. Tevens zal ze dergelijke projecten meer moeten
relateren aan veiligheid. Dit geldt ook voor een van de doelstellingen van het
Rotterdamse primair onderwijs: het opvoeden tot volwaardig burger. Een
56
Rotterdams programma ter stimulering van burgerschapskunde zou indirect
positieve effecten kunnen hebben op de huidige en toekomstige veiligheid van de
stad. Het overnemen van deze aanbevelingen vergroot de kans dat in de toekomst
niet alleen de scholen open zullen zijn, maar ook hun hekken open kunnen staan.
7.3 discussie
sociale herovering in amsterdam en rotterdam
Stedelijk beleid is geen oorlog. Zo geformuleerd is de metafoor van ‘sociale
herovering’ misleidend. Wel wordt in deze metafoor de ernst van sociale problematiek
in een aantal wijken tot uitdrukking gebracht, alsmede de directe, offensieve
aanpak van problemen. In sommige delen van wijken is de sociale samenhang
zodanig uit elkaar gevallen en is de leefbaarheid zodanig in het gedrang
gekomen dat ‘het sociale’ weer heroverd moet worden. Het ‘sociale’ heeft dan
vooral betrekking op het veilig maken van publieke ruimten, op het handhaven
van rechtsregels en gedragsregels, en op het bijbrengen van normen en competenties
(bijvoorbeeld taal), opdat bewoners in staat zijn vreedzaam met elkaar te
kunnen samenleven. Het begrip ‘sociaal heroveren’ heeft een verwantschap met
het begrip ‘beschavingsoffensief’ (Van den Brink 2004). Maar in geval van sociaal
heroveren gaat het bovenal om het corrigeren van zaken die uit de hand gelopen
zijn, terwijl in de analyse van Van den Brink (Janssen 2004) het vooral gaat om
‘pre-pressie’: ingrijpen voordat de zaken fout gaan. Daarnaast heeft de beleidsstrategie
van sociale herovering niet alleen betrekking op het formuleren en
handhaven van normen, maar ook op het tot stand brengen van een meer gevarieerde
woningvoorraad. Wel ligt aan deze beleidsverandering het normatief idee
ten grondslag dat een meer gevarieerde samenlevingsopbouw (van lage en hogere
inkomensgroepen) gunstig uitwerkt op de stabiliteit van de sociale structuur van
wijken.
De beleidsstrategie van sociale herovering maakt duidelijk dat het oplossen van
stedelijke problemen in achterstandswijken niet louter door de bewoners zelf
kan geschieden. Er is een vernieuwend decentraal én bovenstedelijk beleid nodig.
De recente Rotterdamse voorstellen voor een bovenstedelijk migratie- en huisvestingsbeleid,
zijn, los van de onjuiste beeldspraak die in de publieke opinie is
gehanteerd (‘een hek rond Rotterdam’), de moeite waard om nader uit te werken.
De vraag is echter in hoeverre een dergelijk vestigings- en spreidingsbeleid daadwerkelijk
gerealiseerd kan worden. Men zal bedacht moeten zijn op ongewenste
effecten (bijvoorbeeld toename van illegale vestiging) en op de begrensde medewerking
van randgemeenten en woningbouwcorporaties om kansarme groepen
te bedienen (Veldboer en Duyvendak 2004: 49). Ook dient men zich rekenschap
te geven van de stigmatiserende werking van de Rotterdamse voorstellen
samenvatting en discussie
(vgl. Squires 1990). Het selectieve vestigingsbeleid wordt ook wel beschouwd als
een ‘allochtonenstop’ en kan relaties tussen autochtone en allochtone bewoners
en tussen Rotterdamse bestuurders en migrantengroepen doen verslechteren.
Ook het voeren van een inburgeringbeleid zonder begrip voor de betekenis van
andere culturen en identiteiten kan tot polarisatie leiden.
Een thema dat onvoldoende terugkeert in de aanpak van ‘sociale herovering’ is
het vraagstuk van arbeid en participatie. Kwetsbare wijken tellen nog immer
substantiële aantallen uitkeringsgerechtigden. De stedelijke arbeidsmarkten van
Amsterdam en Rotterdam genereren echter onvoldoende banen voor de lokale
beroepsbevolking (Van der Aa et al. 2003). Het is derhalve cruciaal om opnieuw
na te denken over de betekenis van additionele arbeid voor die groepen die voorbij
de arbeidsmarkt staan (vgl. Blok 2004). Wil het huidige beleidsoffensief van
sociale herovering slagen, dan moet niet alleen de veiligheid en leefbaarheid
versterkt en de woningvoorraad veranderd worden, maar dient ook de maatschappelijke
positie van bewoners verbeterd te worden. De beleidsstrategie van
additionele arbeid heeft vooral in het eerste paarse kabinet veel aandacht gekregen,
maar er wordt nu op bezuinigd. Meer mogelijkheden tot het verrichten van
additionele arbeid zouden de effectiviteit van het huidige beleid van sociale
herovering kunnen versterken. Daarnaast blijft het van groot belang dat gewerkt
wordt aan structuurveranderingen in de stedelijke economie. Er moet meer werk
komen in de stad.
Openbare ruimte
als object
Stadspleinen door Robbrecht en Daem,
Wim Goes en Aldrik Heirman, NL Architects en
DS Landschapsarchitecten
Binnenstedelijke openbare ruimtes worden tegenwoordig erkend als belangrijke
plekken voor uitwisseling en dialoog. Generieke invullingen met standaard
straatmeubilair en grijze betontegels worden vervangen door maatoplossingen
die zijn toegesneden op specifieke situaties en eisen. De fysieke vorm blijkt een
belangrijke rol te spelen in het faciliteren van deze processen.
Politieke dimensie
Het belang van de openbare ruimte is inmiddels onomstreden;
ook de alarmerende bijdragen van architectuurtheoretici
hebben daar aan bijgedragen. Zij wijzen erop dat de inhoud,
betekenis en gebruik van de openbare ruimte niet is los te
zien van de politieke dimensie ervan. De hernieuwde aandacht
en het enthousiasme in Barcelona voor de openbare
ruimte valt dan ook niet toevallig samen met de val van de
dictatuur.
De filosofe Hannah Arendt heeft aan het eind van de jaren
vijftig als eerste de politieke dimensie van de openbare ruimte
geproblematiseerd. Tegen de achtergrond van de ervaring
van de totalitaire regimes in Duitsland en Rusland in de afgelopen
eeuw bepleit zij het belang van de publieke ruimte.4
Het zien en horen van anderen en het zelf ‘en public’ kunnen
verschijnen, stellen de mens instaat de eigen beperkte leefwereld
te overstijgen en zichzelf als onderdeel te zien van
een breder ‘verhaal’.5 Arendt signaleert dat de fundamentele
mogelijkheid van mensen om bij elkaar te komen, te praten, te
handelen en om politiek te bedrijven niet alleen wordt ondermijnd
onder druk van totalitaire regimes als ook onder druk
van economische en bureaucratische processen.
De publieke verschijning is voor Arendt een politieke aangelegenheid,
het is een zaak van ‘woorden en daden’. Juist in
deze toewijding aan de publieke zaak bereikt de mens zijn
ware bestemming èn vrijheid. De mens komt los van de eigen
beslommeringen, en laat zich in met de wereld ‘an sich’. Het
inperken van de mogelijkheid in de openbaarheid te treden,
zoals dit bijvoorbeeld in een dictatuur gebeurt, is dan ook
een daad tegen het menselijk wezen en de verscheidenheid
daarvan. De publieke ruimte is geen ruimte van gemeenschappelijke
opinies of gedeelde vooronderstellingen,
maar juist een ruimte waarin aan het licht kan komen wat
de mensen onderling verdeelt. Door de veelheid van
stemmen die in deze publieke ruimte opklinkt, vormt de mens
een eigen mening.
Deze ruimte valt niet per definitie samen met de concrete
straten en pleinen van onze steden. Allereerst moet worden
gedacht aan de politieke arena en aan de ruimte die door de
verschillende media en instituties als de vrijheid van meningsuiting
en van godsdienst wordt aangeboden. Toch is er wel
degelijk een verband met de concrete ruimte, dat voor de
architectuur van belang is.
Wethouder De Jager opperde onlangs, dat de hekken om de scholen moeten verdwijnen. Op die manier komt er meer speelruimte vrij. Op zich een goed idee. Die hekken komen mij vijandig over met hun puntige spijlen.
Ik vraag me trouwens nog steeds af of die hekken de leerlingen binnen de school moeten houden of leergierigen, die ook graag naar die school willen maar niet mogen, weg te houden?
Hoe dan ook, de hekken mogen wat De Jager betreft weg. Op zich is dat een hele klus. En dan bedoel ik niet de hekken verwijderen, maar de jeugd en volwassenen leren omgaan met de nieuwe hekloze situatie. Dat betekent namelijk : niet weglopen van school (ook wel spijbelen genoemd) , niet in de pauzes het plein verlaten om de buurt tot last te zijn, geen vernielingen aanrichten na schooltijd, het plein niet als hangplek gebruiken, niet met de auto of de fiets tot aan de voordeur rijden om je kind af te leveren dan wel op te halen, niet je hond op het schoolplein laten poepen, niet het schoolplein betreden tijdens de lesuren enz.
Ik sta vierkant achter het voorstel wethouder De Jager en wens hem veel succes toe met de aanpak van deze positieve doch grote maatschappelijke veranderingen. Eindelijk iemand die de bedenkelijke mentaliteit van bepaalde burgers durft aan te pakken. Doen!
http://willemshaven.web-log.nl/
En hekken tussen mensen, die dan weer muren bouwen, etc., en dan ben je nog verder van huis.