j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
1. Wat is integratie?
Dat je in een andere samenleving terecht komt, met andere mensen.
2. Wie moeten er integreren?
Iedereen moet integreren, want Nederlanders moeten ook met de buitenlanders om kunnen gaan en niet zeggen dat anderen hierheen komen en alles moeten overnemen.
3. Waar moeten deze mensen integreren?
In gemengde wijken.
4. Waarom is integreren zo belangrijk?
Anders gaan de mensen altijd in groepen blijven, bijvoorbeeld Turken in een buurt met alleen Turken en andere weer in een buurt met alleen hun soort.
5. Wanneer kunnen we spreken van een geslaagde integratie?
Wanneer in een land iedereen als gelijke wordt gezien.
6. Hoe kunnen we elkaar helpen om goed te integreren?
Door geen verschil te maken tussen zwart of wit, ras en geloof. Door iedereen te laten geloven in wat ze willen geloven.