j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
In zijn fraaie boek Restless nation. Starting over in America benadrukt de Amerikaanse socioloog James Jasper deze grote mobiliteit van Amerikanen: zij verhuizen gemiddeld twee keer zo vaak als Europeanen en ook nog eens over een beduidend grotere afstand. (Bovendien woont zo’n tien procent van de Amerikanen in een mobile home, hoewel dat meestal niet de meest mobielen zijn…) Het idee van ‘restlessness’ en ‘rootlessness’ blijkt diep verankerd in het Amerikaanse zelfbeeld. Dit heeft onder andere gevolgen voor het ‘thuisgevoel‘ van Amerikanen. De behoefte om zich ergens thuis te kunnen voelen is voor de mobiele Amerikanen niet kleiner dan voor meer sedentaire Europeanen: zelfs de meest chronisch mobielen hebben behoefte aan een ‘thuis’.
Wat dit ‘thuis’ betekent en waar men zich thuis kan voelen, wordt echter sterk beïnvloed door de hoge mobiliteit in de Verenigde Staten en de migratie naar de VS. Het thuisgevoel wordt primair beleefd in het eigen huis (‘home at home’) dat als een rots in de branding staat van een woelige en vluchtige wereld. Met een variatie op Christopher Lasch: ‘Home is as a haven in a restless world’. In de Verenigde Staten is de betekenis van ‘home’ dan ook sterk verbonden met het individuele huishouden.
Dat huis kan en zal in de praktijk echter op vele plekken staan – het ‘thuisgevoel’ zal in de levensloop ook meermalen mee moeten verhuizen. Thuisvoelen wordt dan ook niet gezien in termen van ‘roots’, als geworteld in een specifieke plek, als gehecht aan een bepaalde buurt, maar als een tussenstop op een levenstraject dat voortdurend verandering belooft: geen ‘roots’ maar ‘routes’. Mensen, goederen en dieren die meeverhuizen helpen bij dit thuisgevoel, evenals Starbucks en McDonalds. Voor mobiele mensen zijn deze vaak verfoeide, alom aanwezige ketens een enorme steun bij het steeds weer opnieuw ontwikkelen van thuisgevoel.
De Starbucks-keten is een enorme steun voor Amerikanen bij het steeds weer ontwikkelen van een thuisgevoel.Afbeelding: © Ed Yourdon
Bij ‘homemaking’ op steeds weer andere, nieuwe plaatsen, is ook de aard van de Amerikaanse nationale identiteit behulpzaam, zeker voor migranten. Nieuwkomers en gevestigden delen deze Amerikaanse identiteit; nieuwkomers blijven geen ‘allochtonen’ maar worden vaak al snel mede-Amerikanen. Hoewel een zekere uitsluiting van (moslim)migranten zich ook in de Verenigde Staten heeft voorgedaan, was er zelfs na 9/11 geen sprake van een negatieve politisering van de islam in de vorm en in de hevigheid zoals die in Nederland plaatsvond en plaatsvindt.
Dat wil niet zeggen dat er niets veranderd is. Na 9/11 heeft zich in de VS in een kortstondige golf van heftig patriottisme een lichte verbinding voltrokken tussen ‘home’ en ‘the nation’: plots was sprake van ‘homeland’ (het meest in verband met ‘homeland security’). Tot 9/11 was ‘home-land’ nog een oxymoron: ‘thuis’ werd niet in die zin met de natie geassocieerd; thuisvoelen, dat deed je primair thuis.
Jan Willem Duyvendak houdt zijn lezing op de Dag van de Sociologie met rechts van hem co-referent Beate VölkerAfbeelding: © Giselinde Kuipers
Inderdaad, dat deed je thuis want, zoals ik in mijn nieuwe boek laat zien, in de Verenigde Staten is sprake van een crisis in ‘thuisgevoel’ daar waar ‘thuis’ van oudsher gelokaliseerd was: ‘at home’. De hypermobiele samenleving, waar ‘thuis’ lange tijd een baken van stabiliteit was, bestond namelijk bij de gratie van traditionele genderrollen. Als er weer eens verhuisd werd, was het omdat manlief een andere baan kreeg, en het gezin verhuisde met hem mee. Tot in de jaren vijftig waren Amerikaanse vrouwen –zeker in de blanke middenklasse– primair ‘homemakers’.
Welnu, dat is radicaal veranderd. De crisis in thuisgevoel in de VS heeft alles van doen met deze genderrevolutie. Zoals uit talloze onderzoeken blijkt, zijn Amerikaanse vrouwen –zeker in vergelijking met Nederlandse vrouwen– serieus gaan deelnemen aan de betaalde arbeid. Aangezien mannen nauwelijks meer zijn gaan doen in het huishouden, heeft de vrouwenemancipatie ‘thuis’ enorm onder druk gezet. De Amerikaanse sociologe Arlie Hochschild heeft die disbalans in een aantal boeken, zoals The Second Shift en The Time Bind. When Work Becomes Home and Home Becomes Work, gedetailleerd beschreven. De Amerikanen leven onder permanente tijdstress: ze combineren niet alleen voltijdsbanen en zorgtaken (met name de vrouwen onder hen) maar, aan de onderkant van de arbeidsmarkt, vaak ook meerdere banen; ze forenzen over grote afstanden; koppels wonen soms vanwege beider banen noodgedwongen niet meer samen; het echtscheidingspercentage heeft inmiddels de 50 procent overschreden; voor kinderen bestaat er op z’n best zoiets curieus als ‘quality time’, et cetera.
Er is sprake van een tijds- en een thuiscrisis in de VS. De destabilisering van het gezin als kerninstitutie, niet in balans gehouden door verzorgingsstaatvoorzieningen als publieke kinderopvang, manifesteert zich in een chronisch gebrek aan tijd en thuis. Dit gebrek kleurt het Amerikaanse publieke en politieke debat sterk. De thuiscrisis stemt Amerikanen nostalgisch: in het verleden was er voor alles tijd. Dat ‘family values’ zo populair zijn, komt vooral omdat ze zo onder druk staan. Amerika is een nostalgic nation; een land dat worstelt met een onverwerkte revolutie.
Dat ‘family values’ zo populair zijn, komt vooral omdat ze zo onder druk staan. Amerika is een nostalgische natie.Afbeelding: © colinjcampbell
In Nederland leven we ook in nostalgische tijden, beleven we eveneens een crisis in ons ‘thuisgevoel’. Zo sterk zelfs dat de regering het bevorderen van thuisgevoel tot nationaal beleidsdoel heeft verheven: ‘Doel moet zijn een samenleving tot stand te brengen waarin iedereen zich thuis kan voelen’ (Kabinetsstandpunt WRR-rapportIdentificatie met Nederland).
Bij ons heeft dit gebrek aan thuisgevoel echter niet of nauwelijks te maken met de genderrevolutie, maar met die andere grote sociale verandering van de laatste decennia: de toegenomen mondiale mobiliteit van goederen en mensen. Als Nederlandse politici spreken over een crisis in ‘thuisgevoel’, refereren ze daarbij aan verkleurende buurten, toegenomen diversiteit in omgangsvormen en publieke religieuze uitingen in een overwegend seculiere maatschappij. Nederland –voorgesteld als een huis– zou worden overgenomen door vreemden die ‘ons’ gevoel van thuis verstoren. Van de weeromstuit verlangen ‘we’ terug naar de tijd dat we nog ‘onder elkaar’ waren (en we vergeten voor het gemak hoe gesegregeerd we in het verzuilde Nederland leefden). Ook het Nederlandse debat wordt dus gekleurd door nostalgie.
De wereld van vrouwen is door het werken buitenshuis enorm vergroot. En migratie vergroot – gewild of ongewild– de wereld voor iedereen. Afbeelding: ©lettera27
Beide revoluties –gender én globalisering– zijn te begrijpen als veranderingen die de wereld voor mensen (en goederen) hebben vergroot. Vrouwen zijn niet langer gekluisterd aan huis & haard; haar wereld is enorm vergroot door het werken buitenshuis. En migratie vergroot – gewild of ongewild– de wereld voor iedereen, zowel voor de migrant als voor de ontvangende samenleving. Ook al is per saldo slechts drie procent van de wereldbevolking werkelijk on the move – de mobiliteit van velen is sterk toegenomen. En beelden en goederen verspreiden zich in een nog veel hoger tempo over de aarde. Recente veranderingen zouden we dus primair ruimtelijk kunnen begrijpen: als vergrotingen van de wereld. Velen hebben meer plek gekregen of wisselen vaker van plaats. ‘Where are you from?’ wordt voor steeds meer mensen, ook buiten New York, een relevante vraag.
Opvallend is echter dat deze grote veranderingen niet zozeer ruimtelijk als wel temporeel worden geïnterpreteerd. Dit gebeurt zowel door wetenschappers, die een overgang zien van een moderne naar een postmoderne samenleving, als in het publieke en politieke debat, waar het voortdurend gaat over wie er ‘voorlijk’ dan wel ‘achterlijk’ zou zijn, waarbij ‘onze’ progressiviteit wordt afgemeten aan ‘hun’ achterlijkheid.
Paradoxaal genoeg gaat dit Nederlandse geloof in vooruitstrevendheid gepaard met een ongekend sterke hang naar het verleden. De revoluties van onze tijd hebben niet als effect dat we toekomstgericht en postmodern zijn geworden, maar juist nostalgisch. De blik is naar binnen en naar het verleden gericht; er is heimwee naar de Heimat (dixit Jan Marijnissen).
Paradoxaal genoeg gaat het Nederlandse geloof in vooruitstrevendheid gepaard met een ongekend sterke hang naar het verleden. De blik is naar binnen en naar het verleden gericht. Afbeelding: © lecanu mickael
Er spreekt diepe nostalgie uit zowel het Amerikaanse als het (West-)Europese debat. Thuis is niet meer wat het is geweest: niet op het individuele niveau (door de genderrevolutie), niet in de buurt en niet in de natie (door migratie en globalisering). De bekommernis om deze teloorgang van ‘thuisgevoel’ is groot in de politiek, daarmee de nostalgische blik verder voedend. Veel politici, en niet alleen populisten, menen dat we de ‘ontheemding’ van het heden kwijt kunnen raken door een verdieping van het verleden.
Als we de nostalgische staat van Nederland en de VS vergelijken, dan lijkt het erop dat Nederland primair lijdt onder een restauratieve vorm van nostalgie terwijl Amerika meer neigt naar een reflexieve vorm. Een reflexieve houding helpt idealiter bij het ontwikkelen van thuisgevoel op de nieuwe plek. Iemand vragen “Where are you from?” erkent dit mogelijke belang van het verleden voor het heden. Maar er schuilt ook een risico in de Amerikaanse openingsvraag: alsof je herkomst je toekomst bepaalt. En dat zou in een mobiele wereld toch juist niet zo hoeven te zijn.
Dit artikel is een ingekorte versie van de lezing die Jan Willem Duyvendak op 11 juni 2009 hield op de Dag van de Sociologie. Kijk hier voor het hele essay en de kritische reactie van Beate Völker.