j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Heel soms zie ik het voor mij, ik zie hoe ik de loop tegen mijn voorhoofd druk. Ik zie voor mij hoe ik minutenlang in de loop kan staren. Alvorens ik de trekker overhaal wil ik op zijn minst de dood recht aangekeken hebben.
Hoe heftig het ook klinkt. Hoezeer ik ook om mijn dierbaren geef en het leven lief heb, soms zijn er donkere gedachten die mij op de meest zwarte momenten in mijn leven willen overhalen eruit te stappen. Gedachten die mij nu, terwijl ik dit schrijf, maar ook op het moment dat ik in zo’n dip zit tot tranen roert. Ik wil niet dood, daarvoor hou ik teveel van mijn ouders, mijn broers, mijn zussen, mijn neefjes en nichtjes. Het zijn zij die mij ook altijd uit een dip als deze kunnen halen, zonder te weten hoe ernstig mijn gedachten zijn.
“Zelfmoord gedachten zijn zo vreemd niet, de meeste mensen komen op een moment waarbij ze het liefst uit het leven willen stappen.”
Dit is wat een voormalig behandelend arts mij bijna drie jaar geleden toe vertrouwde, hij adviseerde mij een collegae, een jonge net afgestuurde psycholoog of psychotherapeut (weet dat niet meer zeker) in Kralingen. Hij had vertrouwen in deze psycholoog/psychotherapeut, omdat hij als jonge man nog vol in het leven stond, niet murw geslagen door alle heftige verhalen zoals sommige van zijn collega’s. Ik heb er lang over gedaan om genoeg moed in te zamelen om deze man te bellen, ik zag hier sterk tegenop, dit omdat ik de meeste in gedachte altijd wegzet als zielenknijper of kwakzalver.
Ik mocht langskomen, zijn secretaresse maakte een afspraak en anders dan gedacht kon ik erg snel terecht. Waarschijnlijk haken de meeste nutbags af als ze lang moeten wachten op de shrink. Ik denk dat er nog geen twee weken zat tussen bellen voor een afspraak en het bezoek bij de man. Hij was inderdaad zoals mijn arts vertelde een jonge man, ik schatte hem begin dertig. Zijn bril (type Youp van ’t Hek) irriteerde mij vanaf het moment we elkaar de handen schudde en ik plaats kon nemen in een veel te ongemakkelijke stoel en positie. Ik leunde voorover, zoals ik altijd doe als ik mij ongemakkelijk voel. Ik probeerde niet te laten merken dat ik zenuwachtig als de pest was, maar zenuwtikjes als bijten op m’n lip, mijn voeten heen en weer onder zijn bureau bewegen, aan mijn neus zitten en mezelf zachtjes knijpen, deze tics kan ik niet verbergen al probeer ik ze zo goed mogelijk te verhullen. Ik heb enkele minuten tegenover deze man gezeten, slechts mijn gegevens doornemend, dezelfde gegevens die ik ook aan zijn secretaresse doorgaf.
Na het afronden van de formaliteiten keek de man mij vanachter zijn Youp van ’t Hek bril aan, de bril wat lager op zijn neus. Hij stelde mij de volgende vraag: “Vertel Karim, hoe gaat het met je?”, waarop ik geïrriteerd goed antwoorde. Ik stond op, gaf de man een hand en bedankte hem voor zijn consult: “Het was kort, maar krachtig. Top consult.” om niet meer terug te keren.
De een noemt het misschien wegduiken voor mijn gevoelen, de angst met de billen bloot te moeten bij de man. Dat is het niet! Zijn vraag bevestigde zijn incompetentie, want een bezoek aan een zielenknijper doe je niet omdat je zo lekker in je vel zit.
Ik heb sindsdien nog een keer een zielenknijper bezocht. Een oudere man die de formaliteiten aan zijn secretaresse overliet, hij vroeg me te gaan zitten en een rust moment te zoeken voor mijzelf. Hij had een echte shrink sofa, een die ik later terug zou zien in de serie Frasier, waar ik ongemakkelijk half op zat. Hij stelde mij de vraag naar mijn grootste angst, hij nam plaats in een andere stoel op ongeveer een halve meter van mij vandaan. De positie die hij innam zorgde ervoor dat ik hem nauwelijks kon zijn, tenzij ik mijn hoofd naar hem toe zou draaien wat ik niet deed. Ik kon slechts een deel van kaki bruine broek zien, zijn bruine suède schoenen en lelijke geitenwollen sokken. Ik voelde mij aanvankelijk op mijn gemak bij hem en stak van wal, ik vertelde hem over wat ik zoal heb meegemaakt als kind en wat mij nu in mijn volwassen leven angst in boezemde. Hij zei niet veel, hij schreef evenmin veel mee, zo nu en dan hoorde ik zijn pen hard over het papier gaan. Wanneer hij niet schreef klikte hij met zijn pen, een tic die ik ook heb, maar nu om bloednerveus van te worden. Ik vroeg hem daarmee te stoppen, het lukte hem steeds maar kort.
Ongeveer een kleine kwartier voordat mijn uurtje hersenkraken ten einde was, maakte hij de opmerking dat het “onwerkelijk” in de oren klonk. Ik vroeg hem wat er zo onwerkelijk aan was, waarop hij aangaf dat sommige dingen hem te bizar klonken. Te bizar om waar te kunnen zijn? Zo snauwde ik hem toe, hij wist niet echt een normaal antwoord te geven, behalve dat hij wel vaker ziet dat faalangst spookbeelden oproepen. Beelden die niet corresponderen met de waarheid, maar opgeroepen door de angst om te falen.
Ik ga aan dat dit het lastig voor mij maakte hem nog serieus te nemen, ik zou het bij die ene consult laten. Hij probeerde mij ervan te overtuigen dat niet te doen, het is goed hier juist een volgende keer op terug te komen. Was het maar zo makkelijk, we hebben andere doelen. Ik gaf aan dat ik daar zat om bepaalde gedachten en gebeurtenissen een plek te geven in mijn leven, niet om te bediscussiëren of de gebeurtenis een denkbeeldige is, een die geboren is uit de angst te falen.
Ik ben nooit de makkelijkste geweest. Als kind niet, als tiener niet en als volwassene al helemaal niet. Of ik ben altijd kind gebleven en blijven hangen in het tegendraads zijn. Het doet er niet toe. Ik heb andere zorgen, zoals de oorlog in mijn bovenkamer. Dat ik bang ben om te falen speelt zonder enige twijfel een grote rol in mijn leven, daar heb ik geen psycholoog voor nodig om dat vast te stellen. Het zijn de angsten die mij blijvend dwarszitten, angsten waardoor ik met regelmaat als ik in een diepe dip zit vanaf wil en een eind mijn pathetic life wil maken.
Mijn grootste angst is te eindigen in de goot, nergens in kunnen slagen. Als kind is mij dit al met enige regelmaat toegesnauwd door mensen in mijn omgeving (nimmer door mijn naasten die mij altijd onvoorwaardelijk steunen). Dit ging door op de MAVO, docenten die in mij iemand zagen die er nooit zou komen. Met de hakken over de sloot ging ik steeds over, hier werd altijd graag de nadruk op gelegd. Mijn gedrag was rebels, ronduit vervelend, slechts de biologie- en geschiedenis/maatschappijleer docenten wisten mijn in toom te houden. Vooral geschiedenis en maatschappijleer waren dan ook de vakken waarin ik uit blonk. Toen de geschiedenis/maatschappijleer docent vertrok, omdat hij op een andere school les kon geven viel voor mij iemand weg die ik altijd belangrijk vond. Ja, ik had de biologie docent nog, maar daar kon ik op vooral mijn ei kwijt op gebied van mijn gedrag kwijt. Mijn leraar geschiedenis/maatschappijleer was mijn buddy, hij was een belangrijke factor in mijn leven. Ik gaf hem ooit een oud wapen cadeau, ik had deze cadeau gekregen van een buurman, het was een replica van de tijd dat ze nog stalenballen, kruit en metalenstaaf gebruikten om iemand overhoop te knallen. Ik wilde er niets voor terug, zoals ik eigenlijk nooit iets terug verwacht van iemand, maar deze docent gaf mij twee cadeaubonnen van Free Record shop. Ik wisselde deze in voor de cd’s The Slim Shady LP en later The Marshall Mathers LP, van Eminem. Tot op de dag van vandaag is zijn muziek heilig voor mij, zijn muziek zorgt ervoor dat ik met beide benen op de grond komt te staan. Zijn muziek trekt mij vaak uit het dal.
Ik ben met “de hakken over de sloot” geslaagd voor de MAVO. Vervolgens ben ik marketing en communicatie gaan studeren aan het Albeda College in Lombardijen. Ik zat daar niet op mijn plek, van meet af aan niet. Het loslaten van dealen in drugs ging hier niet, teveel drugsgebruikers die mijn aandacht vroegen en teveel docenten die mij niet begrepen. Een docent kan ik mij nog scherp voor de geest halen. Mijn docent Nederlands had een hekel aan mij vanaf het eerste moment dat we elkaar zagen, dit was geheel wederzijds. Ik zat op de voor laatste banken in de klas, wiebelend op mijn stoel, achter mij waren mensen bezig te klooien en luidruchtig te praten. De docente richtte zich niet tot hen maar tot mij en zei: “Karim is het niet?”, ik knikte en ze reageerde: “Karim, ik heb een hond, ongeveer een halve meter hoog, die kan ik bedwingen dus jou al helemaal!”. Als een wesp gestoken reageerde ik met de woorden: “Ik ben je hond niet, als je mij een stok toewerpt krijg je hem terug maar dan wel in je gezicht!”, ik kon de klas direct verlaten. Van de rector kreeg ik uiteindelijk toestemming de eerste volgende les weer bij te wonen. Het boterde niet tussen ons en zo zou het blijven. Met pijn en moeite ging ik door naar de volgende klas, Nederlands was een probleem voor mij, niet het schrijven maar de grammaticale regels kreeg en krijg ik er niet ingestampt.
Ik probeerde er in het tweede jaar alles uit te halen wat er inzat en werkte veel vooruit, daar ging het mis. Ik werkte teveel vooruit en kreeg te horen dat dit niet meer kon. Ik was een pain in the ass van de docenten, omdat ik “als haantje de voorste” tijdens de colleges liet merken hoever ik was. Ik zou het einde van het jaar niet halen, ik stopte omdat het mij te traag ging.
Ik schreef mij in op INholland, de Media en Entertainment Management studie werd het. Ik was destijds al langere tijd werkeloos en raakte in het tweede jaar teveel verstrikt in financiële problemen (pas in november van dat jaar had ik na lange tijd weer een baan), ik was meer bezig met incassobureaus aan te schrijven dan dat ik werkte aan mijn projecten. In datzelfde jaar werd mijn vader opgenomen, hij had het aan zijn hart (op het moment dat mijn vader opgenomen werd, deed ik bij Jack Kerklaan mee aan de inburgeringskaraoke). Ik raakte te ver achterop en besloot op advies te stoppen met de studie.
Ik richtte mij volledig op het behouden van mijn weekendbaan, tegelijkertijd was er de verdriet van hetgeen mijn vader overkomen is. De angst mijn vader te verliezen is een angst waar ik nog dagelijks wakker van lig, de gedachte alleen al maakt mij ziedend en verdrietig tegelijkertijd. Naast de steun van mijn broers, mijn zussen en moeder, vond ik veel troost op het werk. Mijn collega’s en mijn werkgever steunden mij, ze leefden met mij mee ondanks dat ik er toen nog maar kort werkte. Het zijn veelal dezelfde collega’s waar ik nu nog mee werk, collega’s die mij oprecht veel waard zijn en een werkgever waar ik tot op de dag van vandaag loyaal naar zal zijn.
In september van het jaar daarna (september 2008) begon ik toch opnieuw een studie, nu een studie waar ik als kind al van droomde. Ik begon aan de Fontys Hogeschool voor Journalistiek, de intake ging moeizaam maar het vervolg gesprek ging goed. Ik werd aangenomen, een droom kwam uit zo dacht ik. Ik was de enige Marokkaan in de klas, in het eerste jaar zelfs. Ik liep tegen vooroordelen op, keer op keer moest ik uitleggen waarom ik gedrag van “soortgenoten” verwierp. Tijdens iedere pauze was er weer een randdebiel die later journalist wilde worden, die mij vroeg afstand te nemen van aanslagen, pesterijen, crimineel gedrag van Marokkanen of moslims in het algemeen. Drie maanden lang heb ik dit iedere dag dat ik college had gedaan, het vermoeide mij. Het maakte mij kwaad, want deze randdebielen worden of zijn soms zelfs de journalisten van nu. Ik sprak er regelmatig met docenten over, slechts een docent kon ik mijn ei bij kwijt. De docent zei me meer dan eens het volgende: “De huidige en toekomstige generatie journalisten in Nederland zijn zo goed als de matige bakker om de hoek.” Het is wellicht hard gezegd, maar hoe competent zijn die hongerige, hijgerige klootzakken nou eigenlijk? Ik was iedere dag bang te falen, ik wil(de) zo graag journalist dat ik het op eieren lopen voor lief nam. Tot het moment dat er een klasgenoot die mij al vanaf het eerste moment treiterde te ver ging. De randdebiel kwam uit een dorp vlakbij Den Bosch en zag zijn kans schoon een Marokkaan tot op het bot te treiteren. Zo filmde hij me bijvoorbeeld tijdens discussies in de trein over Adolf Hitler toen we bij het programma “Opgelicht” achter de schermen mochten kijken, hij filmde mij tijdens colleges en tijdens de verhitte discussies waarin ik mij moest verantwoorden voor randfiguren die nu door politici “straatterroristen” genoemd worden.
Toen ik hierachter kwam sommeerde ik hem de filmpjes te verwijderen, maar niet veel later had hij iets anders om me mee te treiteren. Tot twee keer toe stak hij een natte vinger in mijn oor, dit eindigde bijna in een handgemeen. Ik liet het erbij zitten, gaf het allemaal aan bij mijn mentor en dat was het dan. Te ver ging hij toen hij mij tijdens een ICT college in het Berbers uitschold voor “hoerenzoon”. Ik kan niet echt goed herinneren wat er allemaal gebeurde daarna, op een handgemeen liep het niet uit, maar zwart voor ogen kreeg ik het wel. Ik vroeg een gesprek aan bij mijn clusterdocent, zij nam mij niet serieus, waarop ik naar mijn SLB’er Trudy Braber ging.
Het gesprek met Trudy Braber was het begin van het eind van mijn kortstondige FHJ avontuur, zij verpletterde mijn droom ooit journalist te worden. Tijdens ons gesprek gaf ik aan wat er precies voorgevallen was, maar het kon haar eigenlijk niet boeien. Ze wilde om te beginnen paal en perk stellen aan mijn vraagzucht tijdens colleges en beval mij niet meer dan twee vragen per college te stellen. Zou ik hier geen gehoor aan geven dan zou er een BSA (Bindend Studie Advies) afgegeven kunnen worden. Idioot natuurlijk, ik stelde geen vragen over bloemetjes in de wei, maar louter over wat tijdens de les behandeld werd. De regel werd achteraf ook door docenten idioot genoemd, maar ik zat ermee in mij maag. Vervolgens wees ze me erop dat ik docenten die met jij aangesproken wilde worden ook met jij moest aanspreken. Ik gaf aan dit niet te willen, omdat ik graag onderscheid maak tussen docent en student. Bovendien is U zeggen tegen een docent, of iemand die ouder is mij als kind mee gegeven. Hierop snauwde ze mij toe dat ik “intellectueel achtergesteld ben”, want binnen de journalistiek moet je snel kunnen switchen tussen formeel en informeel. De uitgesproken woorden, de aanval op mijn intellect kwamen bij mij als een mokerslag aan. Ook nu zit het mij nog dwars, want zou ze misschien gelijk hebben? Ik slaag er ten slotte nooit in een studie af te maken. Na dit verbale geweld kwamen we op het gedrag van de jongen die mij zo mateloos irriteerde, ik gaf precies aan wat hij heeft gedaan. Ze werd ziedend, niet op hem, maar op mij. Letterlijk zei ze tegen mij: “Je had hem op zijn bek moeten slaan!”.
Haar aanval op mijn intellectuele vermogen en haar snauw hem op zijn bek te slaan waren voor mij een reden een te stoppen met de studie. Daar waar ik de straat en het gedrag wat daarbij hoorde probeerde te ontvluchten adviseerde zij mij juist dit gedrag tentoon te spreiden. Je hebt principes of niet, dit ging tegen al mijn principes in dus beëindigde ik de studie. Maanden later (ik had mij toen al geruime tijd uitgeschreven) zat dit mij nog dwars en diende ik alsnog een klacht in bij de directeur van de Journalistiek opleiding. In een enorm uitgebreide mail van enkele pagina’s legde ik uit wat er zoal aan de hand was en hoe het sindsdien ineens met mijn gezondheid ging (rond deze tijd kreeg ik darmklachten). Ik werd bij hem ontvangen, ik vertelde hem mijn verhaal en hij beloofde het uit te zoeken. Hij hield woord en liet mij enige tijd later weten dat het school regelement aangepast zou worden, vanaf dat moment was filmen in collegezalen of het filmen van studenten- docenten met mobieltjes verboden, mits de persoon hier toestemming voor heeft gegeven. Ook kreeg ik zijn oprechte excuses wat betreft het gedrag van de docent. Zij gaf weliswaar toe dat had gezegd dat ik hem op zijn bek moest slaan, maar dit was niet letterlijk bedoeld. De aanval op mijn intellectuele vermogen dat deed er kennelijk niet toe, daar heb ik nooit meer iets over gehoord.
Na mijn kortstondige Fontys periode ben ik mij weer gaan richten op mijn werk, maar tegelijkertijd werd ik opnieuw vaste klant in het ziekenhuis (ik heb met een scheeninfectie in het ziekenhuis gelegen als kind, ben vijf keer door mijn knie gegaan, heb een bloedprop onder mijn schouderblad waardoor ik niet meer kon boksen, ben vrij heftig op mijn nek gevallen enz.). Mijn darmproblemen werden steeds erger en een adequate behandeling was er niet, de oorzaak was onduidelijk en een oplossing bleef uit. Ik ben er altijd open over geweest richting mijn werkgever en mijn omgeving. Begrip was er, maar ik moest verdomde veel inleveren en nog steeds. Ik verwerd van een ondernemende knul tot een extreem teruggetrokken persoon. Mijn “vrienden” van vroeger had ik al jaren daarvoor bewust van afscheid van genomen en nieuwe “vrienden” maken heb ik altijd al te gecompliceerd (ik ben nooit iemand geweest van het uitgaan of wat dan ook) gevonden. Ik zag wel mensen, maar sinds mijn darmproblematiek drie jaar geleden ben ik nog meer een kluizenaar geworden. Ik ben het liefst thuis, alles wat ik buiten moest doen is gecompliceerd. Zelfs boodschappen doen is soms een probleem, het meest gewone in mijn leven moet ik ineens plannen en toch begon ik september 2009 weer met studeren aan INholland.
Ik heb in de afgelopen zeven jaar weinig periodes gekend dat ik geen antibiotica, valium, temazepam, tramadol of andere medicijnen voorgeschreven kreeg. Voor Karim de niet-slapende piekeraar was er temazepam, voor de pijnlijdende Karim was er tramadol, voor Karim de stresskip was er valium en voor de zieke Karim was er antibiotica. Let wel, de artsen en mijn huisarts hebben mij dit niet voorgeschreven omdat zij dit een pretje vonden. Ik maakte misbruik van mijn pijn en voelde mij steeds meer afhankelijk van deze troep. Zeker valium, tramadol en temazepam heb ik veel geslikt. Het maakte mij rustiger, het maakte mij weer iets meer de Karim die ik graag wilde zijn. Als ze waren uitgewerkt verafschuwde ik mijzelf, woedde er een oorlog in mijn hoofd, ging ik kapot van schuldgevoel en zat ik in over iets wat ik nimmer iemand kan vertellen.
Lange tijd heb ik een aantal van deze medicijnen opgepot, zo kreeg ik van mijn huisarts bijvoorbeeld spierverslappers terwijl een arts in het ziekenhuis mij zware pijnstillers voorschreef. Ik had het nodig, tot vorig jaar. Tot ik vorig jaar juni een behandeld arts kreeg die wel wist wat er aan de hand was in mijn darm. Ik was toen alweer een jaar aan het studeren, maar absoluut niet te genieten in dat jaar. Los van alle ellende die ik hier weer had, had ik steeds meer het gevoel dat de medicijnen niet meer werkten. Ik sliep lange periodes extreem weinig (nu nog eigenlijk), ging extreem veel roken, had weer vaak pijn en drank ging een grotere rol spelen in mijn leven. Dit alles in combinatie met incompetente klootzakken waarmee ik studeerde of les van kreeg was dodelijk. Ik sloot op een enkeling na iedereen buiten, geen compromis werd mij gesloten. Sommige van mijn klasgenoten hebben mij Adolf Hitler genoemd of snauwden mij dictator toe. Docenten vonden dat ik meer moest investeren in het emotionele aspect, daar kon van mij gerust de fik in. Ik moest leren samenwerken, maar dat was het probleem wat mij betreft helemaal niet. Nee, ze moesten zich aan mijn niveau aanpassen! Alles moest up tempo en ook nog eens inhoudelijk aan mijn eisen voldoen. Ik eiste de aandacht op, ging in discussies ook als het nergens om ging en liet mij door niemand wegzetten. De laatste periode van het eerste jaar was dan ook een verademing voor de meesten toen ik door verschillende opnames in het ziekenhuis niet aanwezig kon zijn. Zelfs vanuit huis bestookte ik de school en de examencommissies met verzoeken, klachten en boze mailtjes. Zo werd ik kwaad op een docent die vond dat ik mijn niveau moest verlagen, ik moest mij aanpassen aan de rest van de domoren die inhoudelijk geen tijd in hun studie wilde steken. Los van de incompetentie van die docent die liever met middelmaat genoegen nam, moest ik hier nog iedere dag mee dealen. Dat baarde mij zorgen.
Toen in juni vorig jaar duidelijk werd dat ik geopereerd zou worden (vijf centimeter van mijn dikke darm is verwijderd) moest ik opbiechten welke medicijnen ik allemaal slikte. De arts wees mij erop dat dit zo niet verder kon. Niet alleen moest ik mijn medicijnen opgeven, ook mocht ik geen koffie meer drinken aangezien dat een slechte werking op de darmen heeft. Mijn verslavingen werden in rap tempo mij afgenomen, alleen roken was nog toegestaan. Dat was volgens de arts het minst erg op dat moment, maar goed is het natuurlijk niet. Ik stopte met al die troep, iets wat mij makkelijk afging om eerlijk te zijn. Het enige probleem was dat ik nog wel altijd bang was te falen, ik werd er hypernerveus door. Ik had nog maar net een jaar mijn vaste contract, wat als dit straks verkeerd afloopt? Heb ik dan nog wel een baan? Ik was er als de dood voor moet ik eerlijk bekennen. Weer bang te falen in het leven. Dit terwijl ik keihard heb gewerkt voor mijn vaste contract, het enige constante wat ik na drie jaar keihard werken binnen wist te slepen. Ondanks dat het contractueel om tien luttele uren ging, was het voor mij alles. Ik kon met dit baantje mijn rekeningen betalen, dat was mij alles waard.
Gelukkig zat er slechts een korte periode tussen de faalangst momenten en het moment dat ik geopereerd werd. September 2010, de 28ste om precies te zijn werd ik geopereerd, de 29ste sliep ik alweer thuis. Om de pijn te stillen kreeg ik o.a. tramadol voor de pijn en nog een setje pillen om te kunnen slapen.
Precies zes weken heb ik mijn plafond bestudeerd, ondanks dat ik er nog niet aan toe was wilde ik met geen dag mijn studie uitstellen en wilde ik weer beginnen met werken. Ik ging mijn medicatieschema omgooien om overdag de dingen te kunnen doen als werken of studeren, zonder te vergaan van pijn. Tot december kon ik slechts heel beperkt les volgen en kwam de woede weer. De incompetente docent was nu een SLB’er, hij verzuimde te doen wat hij moest doen en liet mij eigenlijk hangen. Woede drukte ik met, jawel, valium. Ik piekerde mij suf, in gedachten heb ik hem tig keer vermoord op de meest gruwelijke manieren. Met mijn werk ging het eigenlijk allemaal prima, ik werkte niet vol en kon weg als ik pijn had. De omgekeerde wereld, een werkgever die alles eraan deed om mij er weer bovenop te krijgen en een SLB’er die mij het liefst zag vertrekken en mij op alle mogelijke manieren tegenwerkte.
Toen mijn oma vorig jaar december, vlak voor kerst, kwam te overlijden stortte mijn wereld in. Het ging ineens allemaal zo snel, mijn oma was er niet meer en mijn ouders reisde naar Marokko. Ik bleef alleen achter, ik kon mijn verdriet met mijn broers, zussen en andere familieleden delen, maar op dat moment niet met mijn ouders. Het is geenszins een verwijt of iets wat daar ook op lijkt. Ik hou van mijn ouders en had ze graag gevolgd, maar ook dan hadden ze niets aan mij. De paar dagen dat ik werkte had ik het zwaar, de eenzame momenten thuis had ik het zwaar, vaak geen behoefte aan wie ook. Ik kocht iedere dag dat ik alleen was een of twee flessen wijn, mijn verdriet wegdrinkend en ellende vergetend. Dat ouders niet veel later terugkeerden vanwege hartproblemen bij mijn vader deed de situatie ook al niet goed. Ik besloot te stoppen met school, wilde slechts mijn propedeuse nog halen en daarna wilde ik het boek onderwijs sluiten.
Sinds februari van dit jaar besloot ik opnieuw te stoppen met medicijnen als tramadol en temazepam. De problemen met mijn darmen waren nog niet geheel verdwenen, maar de pijn die ik had moest ik maar verbijten. Ik wilde helemaal gaan voor mijn werk en ik wilde het schrijven (zowel mijn blogs als mijn boek) weer oppakken. Op mijn vezelzakjes na gebruik ik niets meer, ik wil geen medicijnen meer en dat bevalt mij nu meer dan prima. De dip die ik lange tijd heb gehad kon ik achter mij laten, de gedachten die mij zo kapot aan het maken waren nam ik voor lief.
Ik maak mij nog iedere dag zorgen, nu ik heb besloten definitief te stoppen met het behalen van een diploma (een start kwalificatie), heb ik voor mijzelf geaccepteerd dat ik hierin heb gefaald. Mijn werk (vorige week nog schreef ik mijn ontslagbrief) is, hoe onaantrekkelijk het vooruitzicht ook is, iets wat ik hoe dan ook wil behouden. Ik wil nu weer schrijven, verder met mijn boek alleen in een andere vorm als waar ik de afgelopen twee jaar aan heb gewerkt.
Nu moet ik opnieuw beginnen om mijn leven weer op de rails te krijgen, teleurstellingen achter mij latend en met een schone lei beginnend. Ik heb nog twee weken vrij van werk, de komende twee weken ga ik ook niets meer schrijven. Nee, vanaf september ga ik mijn faalangst te lijf door het regie weer zelf te voeren. Mij niet meer laten leiden door de angst straks te falen in alles. Nee, gedachten waarbij ik mijzelf door het hoofd knal wil ik niet meer en zal ik vanaf nu ook niet meer toelaten. Nee, ik laat mij niet meer leiden door wat anderen van mij vinden. Een big FUCK YOU aan hen! De oorlog in mijn bovenkamer ga ik met nog meer vastberadenheid te lijf.
Ik ben Karim en ik ben ongecompliceerd gecompliceerd, I am the Way I am.
Karim Khaoiri