j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Zijn Gucci pet strak op zijn hoofd. Zijn blow hangend tussen zijn lippen. Zijn knokkels kapot na een vechtpartij. Zijn oog is nog blauw/paars. Ondanks dat hij er toegetakeld uit ziet groet hij mij met een grote brede glimlach.
Ik ken de jonge knul al sinds hij nog in de luiers zat, zijn broers waren goede vrienden van mij. We zien elkaar meestal, ook nu weer, als ik mijn oude wijk Crooswijk in Rotterdam bezoek. Zoals altijd stel ik hem dezelfde vragen: “Hoe gaat het met je? Hoe gaat het met je broer? Wat doen jullie tegenwoordig?”. Ik krijg altijd dezelfde antwoorden, want het gaat altijd goed en ze doen nog altijd hetzelfde. Ik hoef nooit te vragen naar wat ze dan doen, want buiten drugs dealen en wiethokken opzetten om hebben ze nog nooit wat anders gedaan.
In oktober werd hij achttien jaar, maar feestelijk heeft hij zijn verjaardag niet kunnen vieren. Hij zat toen ‘binnen’ om een oude straf uit te zitten. Hij voegde daar grappend aan toe: “Ker, je weet toch. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.”
Deze jonge knul is bijdehand, kan goed uit de voeten en is niet bang om ergens een aantal maanden voor te moeten zitten. Deze nauwelijks geletterde crimineel, hoe zou u die noemen? Tuig? Slachtoffer van zijn omgeving? Met alle respect voor de lezer, maar ik denk dat u en de meeste met u hem tuig zullen noemen. Hij gedraagt zich ernaar, dus waarom niet?
Wat als ik u vertel dat hij zijn oudste broer op het toilet bij zijn ouders thuis heeft gevonden? Wat als ik u vertel dat zijn oudste broer zichzelf door het hoofd heeft geschoten en hij, als negenjarige, hem daar later heeft gevonden? Wat als ik u vertel dat hij nu, als volwassene, die beelden nog haarscherp op het netvlies heeft staan? Wat als ik u vertel dat hij sindsdien altijd tot laat buiten is gebleven? Wat als ik u dit allemaal wil vertellen, zal dit uw beeld van het ‘tuig’ op straat veranderen?
Hij is niet de enige met zo’n verhaal. Zo is er nog de klasgenoot van mij wiens vader op 20 februari 1995 werd opgeblazen door een autobom op de Boezemsingel in Crooswijk. Van deze klasgenoot is nooit meer iets terechtgekomen. Of de broer van een klasgenote die werd doodgeschoten op de Crooswijksesingel. Of de buurman die vermoord werd op Oudejaarsnacht, terwijl wij als groep kinderen dachten dat er vuurwerk af werd gestoken om ons erheen te haasten. Of de steekpartij waarbij een vriend vlak voor ons elf keer in de borststreek werd gestoken op de Generaal van der Heijdenplein in Crooswijk. Of de moord op de jonge Crooswijkse Atilla in april dit jaar op het Stuyvesantplein in Den Haag. Of de moord op Appie en enkele andere in de club Inn & Out. Of de moord op Peter Smit in Schiebroek.
Het is slechts een kleine impressie van de mensen die tot mijn vrienden- of kennissenkring behoorden. Geweld was destijds net zo normaal als ademhalen. Steeds weer als er iemand het leven liet die we kenden werd ons verteld dat het erbij hoorde. Dat de persoon het in de meeste gevallen heeft verdiend. Wie zijn billen brandt, moet ten slotte op de blaren zitten.
Wie dit jaren achtereen moet meemaken weet op een gegeven moment niet beter, maar we hebben allemaal een keerpunt. Zo werd ook ik op een gegeven ogenblik overtuigd dat ik nooit meer moest dealen en spoelde bijna tweehonderd XTC-pillen door het toilet.
Ik besloot te breken met mijn wijk, te breken met mijn vrienden. Nu nog is dit iets dat mij zwaar ligt. Zeker als ik de wijk weer eens bezoek en jongens tegenkom die ik jaren vrienden hebt genoemd. De wijk is als een magneet, de vrienden zijn als familie en zie dit alles dan maar eens van vandaag op morgen achter je te laten. Zie maar eens te wennen aan de eenzaamheid.
Opgroeien in een achterstandswijk is zo makkelijk nog niet. De straat brengt geen jongeren groot die ‘streetwise’ zijn, nee op straat word je geleerd te overleven. Achter ieder kind schuilt wel een verhaal. Zoals toen niemand zat te wachten op dit verhaal, willen we dit vandaag de dag nog niet horen. Nee! Liever roept u in koor dat het tuig is! Liever vraagt u zich hardop in koor verontwaardigd af waar de ouders toch zijn!
Hoeveel van u hebben eraan gedacht om kinderen die tot laat op straat rondlopen (ik zie dit trouwens slechts in de zomermaanden) te vragen waarom ze nog zo laat op straat zijn? Hoeveel van u hebben deze kinderen gevraagd waarom ze buiten willen zijn? Vragen die zonder veroordelingen, maar uit pure nieuwsgierigheid gesteld worden.
We willen het niet weten, want dan zouden we wellicht moeten ingrijpen. Nee, laten we gewoon hard roepen dat de maatschappij verhard is en dat dit soort jongeren hiervoor verantwoordelijk is. Het is allemaal tuig en in geen duizend jaar slachtoffer.
Karim Khaoiri