j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Twee keer ben ik van rij gewisseld, bij de derde rij besluit ik te blijven staan al moet ik daar een uur wachten. Voor mij staat een man die een fancy huis bezit op de Spiegelnisserkade in Rotterdam Crooswijk, hij is de trotse eigenaar van een Jan des Bouvrie huis en een nog leukere auto.
Voor deze man staat een kleine vrouw, heb haar nog nooit gezien maar aan de inhoud van haar mandje te zien heeft ze niet veel te besteden, anders dan mister fancy. Op de drie appels en een goedkope zak klef brood na bestaat de inhoud uitsluitend uit Euroshopper producten. Euroshopper friet, toiletpapier, enkele blikjes cola en een paar op bapao lijkende zakjes.
Wanneer deze vrouw aan de beurt is zie ik haar steeds kijken naar het scherm waar alle gescande spullen op verschijnen. Wanneer alles gescand is komt er een verfrommeld briefje van vijf uit haar rechterzak van haar veel te strakke broek, ze probeert deze glad te strijken en geeft het vervolgens aan de dame achter de kassa. Ze is er nog niet, haar rechterhand verdwijnt dit keer in de rechterzak van haar babyblauwe jas. Losgeld komt tevoorschijn en ze geeft dit aan de caissière. De caissière telt snel het geld, kijkt omhoog en zegt tegen de mevrouw dat ze vijfenveertig cent te kort komt. De mevrouw graait met beide handen in haar jaszakken, in haar binnenzak en alle broekzakken. Zelfs het kleine nutteloze zakje in haar rechterbroekzak krijgt bezoek van een vinger. Het is allemaal tevergeefs, de show die ze voor ons aan de caissière gaf is een die niet had gehoeven.
De caissière, een tiener, roept een collega erbij. Er moet iets teruggeboekt worden, maar ze weet niet hoe. De oudere vrouw vraagt de vrouw wat terug de winkel in moet, maar de vrouw heeft de appels al in haar handen om deze terug te geven. Dan besluit mister fancy in zijn zak te graaien en vist er een lederen portefeuille uit. Hij geeft de dame die het terugboeken af moest handelen twee euro en zegt dan dat ze de “appeltjes” en de overgebleven “centjes” mag houden. De vrouw krijgt het losgeld terug, zegt zachtjes bedankt, propt snel haar boodschappen in twee dunne plastic tasjes, schuift haar pak toiletpapier stevig onder haar linkerarm en loopt de Albert Heijn uit alsof ze hoge nood had.
Wanneer mister fancy aan de beurt is en af moet rekenen grapt hij dat hij geld tekort komt. Hij en de caissière, die niet wist hoe ze iets terug moest boeken, kunnen er als enige om lachen.
Terwijl ik naar het huis van mijn ouders fietste moest ik aan de dagen voor kerst denken. Dagen waar ik teveel uitgaf. Ik dacht aan Eerste Kerstdag, ik at en dronk zoveel dat ik op Tweede Kerstdag nog aan het uitbuiken was. Ik dacht aan Tweede Kerstdag waar ik na te hebben gewerkt, op het Stadhuisplein meer dan veertig euro uitgaf aan zes Mexicaanse biertjes, een Red Bull, een portie bitterballen en twee shotjes tequila om een collega met liefdesverdriet te troosten. Ik dacht aan de Nike’s die ik als kind kreeg van mijn broer, Nike’s die al jaren oud waren en de voeten hadden bediend van al mijn broers. Nike Open Air noemde we ze, vanwege de gat bovenin waardoor mijn teen uitstak.
Ik moest denken aan de keren dat een buurvrouw de kleren van haar zoon in een vuilniszak stopte om vervolgens “de mooie kleertjes” aan mij te geven. Ik moest denken aan de eerste film die ik als kind ooit huurde. Ik kocht alvorens ik naar de videotheek ging een zakje Euroshopper pinda’s en kwam daarna bij de videotheek precies vijfendertig cent te kort. Ik herinnerde mij de troostende woorden van de eigenaar die vertelde dat het niet erg was. Ik kreeg de film A Time to Kill mee en nestelde mij later met de veel te zoute nootjes voor de tv.
Wanneer ik weer aan de vrouw in de rij denkt wordt het mij eventjes teveel. Ik moest denken aan de show die zij gaf terwijl ze wist dat ze geen geld meer bij zich had. Ik moest denken aan de appels die ze terug wilde geven. Ik moest denken aan mister fancy die haar, terwijl ze al down was, nog wat schoppen na gaf. Ik moest denken aan de manier waarop hij “appeltjes” en “centjes” zei tegen een volwassen vrouw. Ik vroeg mij af of ze thuis zou huilen. Ik vroeg mij af of mister fancy thuis, huis van bijna vierhonderdduizend euro, zou grappen over het Crooswijkse klootjesvolk.
De mensen die iedere cent tig keer moeten omdraaien noemen we zoals het ons goed dunkt. We noemen ze lui, uitkeringstrekkers, uitzuigers van ons sociale stelsel of werkschuw tuig. We straffen hen ondanks dat ze al in een miserabele positie verkeren, we korten hun uitkering, gaan nog strenger worden als ze bijzondere bijstand of een huursubsidie nodig hebben en noem alle maatregelen maar op die nog op hen af zullen komen.
Het wordt allemaal geslikt als zoete koek. Wie zichzelf een beetje kan bedruipen denkt al gauw dat anderen, die dit niet kunnen, het helemaal niet zouden willen. We staan niet tot nauwelijks stil bij de positie van deze mensen, liever ontmenselijken we hen met simpele oneliners om fout beleid erdoor te drukken of er niet bij stil te hoeven staan.
Liever relativeren we armoede, zoals onze jolige minister president recentelijk deed.
Beste minister president, zijn de maatregelen die u voor hen op de planken hebt om je vingers bij af te likken?
Karim Khaoiri