j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Angst had zich verstopt in een diep spoor en zag een grote stoet Beërs[1] aan zich voorbij trekken. Angst rilde bij het idee dat de Beërs haar zouden vinden. Ze wilden haar kronen als koningin van de stad. Ze moest vluchten.
In haar gedachten dwaalde ze af naar haar eerste bezoek aan de BeërsCity. Ze was onthutst en overweldigd geweest door alles wat ze had gezien, de gekleurde gezichten, de hoge gebouwen, de hoeveelheid vuil op straat. Het creëerde bij haar een gevoel van onheil en gevaar.
Nadat ze van de schok bekomen was, zich over haar gevoel van onveiligheid had gezet, had ze haar best gedaan de Beërs in te laten zien dat het gevaarlijk was wat ze deden met de stad. De stad moest worden opgeruimd, de hoge gebouwen moesten verdwijnen en daar moesten grondgebonden huizen en groen voor terugkomen; de stad was onveilig.
Rust, ruimte en regelmaat zou ze willen brengen zoals in het dorp waar ze vandaan kwam. Als de Beërs door zouden gaan op de ingeslagen weg, zouden ze in een onderwereld belanden.
Veel Beërs hadden haar raar aangekeken, hun hoofden geschud en gezegd dat ze terug moest gaan naar waar ze vandaan kwam, maar langzaamaan waren steeds meer Beërs overtuigd geraakt van de waarde van haar betoog. Zij voelden zich ook overrompeld door de ontwikkelingen die de stad de laatste jaren had doorgemaakt. De stad leek hun stad niet meer te zijn. Ze wilden hun oude stad terug. Ook zij wilden terug naar het geluk van vroeger toen iedereen in hun ogen nog dezelfde kleur had, in een grondgebonden huis woonde en het netjes was in de stad.
Angst was door haar passie en de steun die ze kreeg van veel Beërs trots geworden op zichzelf, minder bang en twijfelachtig. Ze hadden haar gekozen tot hun leider. Ze hadden plannen gemaakt en uitgevoerd. Het was een prachtige tijd geweest. De stad was schoner, heler en veiliger geworden.
Tot onlangs, toen zij bericht kreeg dat haar moeder op sterven lag. Haar moeder woonde nog in het dorp waar Angst geboren was. Angst was teruggegaan naar het dorp om haar moeder haar laatste eer te bewijzen; ze had haar in geen jaren gezien.
Aangekomen in het dorp was ze geschrokken van de staat waarin het dorp verkeerde. Er waren nauwelijks verharde wegen, waardoor sommige wegen slecht begaanbaar waren. Ook ontbraken in veel huizen voorzieningen die zij als vanzelfsprekend beschouwde, zoals een internetaansluiting, kabel TV of zelfs een telefoonaansluiting, zoals bij haar koppige moeder. De groene velden waren echter nog steeds adembenemend mooi.
Toch kon Angst er niet van genieten. Ze voelde zich benauwd tussen deze mensen. Ze wilden alles laten zoals het was. Nu wist ze weer waarom ze destijds was weggegaan. Ze was gevlucht voor de eenvormigheid en het noodlot dat om elke hoek lag. Er leek geen hoop of verlangen te mogen zijn. De dingen waren zoals ze waren en dat was goed.
Toen haar moeder was begraven en ze weer terug was in Beërscity merkte ze dat ze niet meer achter het door haar ingezette beleid kon staan. Het was te absoluut. Rust, ruimte en regelmaat hadden zeker waarde maar dynamiek, diversiteit en complexiteit eveneens.
Voor haar gevoel kon ze niet meer terug. Haar aanhangers geloofden in haar eenduidige verhaal. Ze wilden erin geloven. Ze had geprobeerd zich terug te trekken uit de partij. Echter, hoe meer zij zich terugtrok, des te sterker werd er aan haar getrokken. Nu hadden ze zonder haar te consulteren besloten dat zij hun koningin zou worden. Beërscity zou een koninkrijk worden, en Angst zou regeren.
De stoet was om de hoek verdwenen. Waar moest ze heen? En waar vluchtte ze voor? Haar verantwoordelijkheid, haar overtuiging, zichzelf? Hoe langer ze erover nadacht, des te duidelijk stond haar voor ogen dat ze deze mee zou nemen naar haar toevluchtsoord en zichzelf gevangen zou zetten in haar eigen angsten. Had ze de moed zichzelf en haar aanhangers te confronteren met haar overwegingen, haar twijfels en angst?
Ze moest zich beraden. Wellicht dat haar oude vrienden, haar vrienden die haar ooit onderdak hadden geboden in deze stad, haar nogmaals wilden ontvangen en haar verhaal wilden aanhoren. Deze stad. Ze hield van deze stad met haar onvolmaaktheid, haar onveiligheid en haar diversiteit.
Maarten deed de voordeur open. Met enige verbazing keek hij haar aan. Zwijgend stonden ze enkele seconden tegenover elkaar alsof hun verleden een verbinding zocht met het heden. Maarten deed een stap naar achter en Angst stapte over de drempel het huis binnen. Ze waren er allemaal; Mathilde, Ernst, Yasmine, Clemens, Angie en Sander. Ze hadden zo te zien samen gegeten. Aan de gezichten te zien waren zij net als Maarten verbaasd haar hier te zien, maar ze was niet onwelkom. Yasmine schoof een stoel bij en Maarten vroeg of ze koffie wilde. Maarten zette een cognac naast haar koffie. Het werd tijd haar verhaal te doen.
Angst vertelde hoe het haar was vergaan. Het grootste deel hadden ze gevolgd in de media. Voor het laatste deel kon ze moeilijk haar woorden vinden. Ze vertelde over haar moeder, over haar jeugd en over haar vlucht uit het dorp. Het dorp dat ze onlangs weer gezien had. Het dorp dat ze uit overlevingsdrang had idealiseert. Het dorp waar ze door de velden had gerend in de bossen had gespeeld, maar waar ze zich benauwd en onveilig had gevoeld door de dwingende blikken van de volwassenen en de heersende mores. Met haar vlucht uit het dorp had ze naast haar angsten ook haar hunkering naar de weidse en groene velden meegenomen.
Eenmaal in de stad had ze haar hunkering omgezet in een verlangen naar een eenvoudige en simpele samenleving. Ze voelde zich verantwoordelijk voor het nostalgische verlangen dat ze had opgeroepen bij de Beërs. Een verlangen dat blijkbaar bij veel mensen in hun hart verborgen lag. De andere kant was dat ze begreep dat meer mensen hun angsten, behoeften, verlangens en wensen buiten zichzelf plaatsten en op de samenleving projecteerden. Ze geloofden dat daar de oplossingen lagen voor verbetering van hun leven, net zoals zijzelf had gedaan. Ze zweeg; ze was leeg. Ze keek ze één voor één aan.
Maarten was de eerste die wat zei: ´Fijn dat je er weer bent. Ik heb je gemist´. Ze zag meer hoofden instemmend knikken. ´En nu?´ vroeg Mathilde. ´Wij hebben vanavond de beelden op TV gezien. De menigte is dol. Ze willen je kronen tot hun koningin.´
Angst keek haar aan. Na een paar minuten zei ze: ´Ik ben er nog niet uit. Zeker is dat ik geen kroon ga dragen. Zeker is ook dat ik uitleg moet geven. Het enige dat ik nu kan verzinnen is dat ik een persconferentie geef en dit verhaal vertel. Regeren vanuit een gevoel van onveiligheid blijkt een slechte basis voor het creëren van een veilige samenleving. Het is tijd voor bezinning´.
´Een moedig besluit lijkt me´, zei Maarten.