j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Wat me vooral tegen staat in deze tijden is dat de ver armoe zo wordt verborgen, dat plekken als de voedselbank nog zo hard nodig zijn en hulp er niet is daar waar de mensen schrijnnen .
Ik vraag me vaak dan ook af in wat voor systeem zit ik nou en waarom ben ik zo tegen .
Waar ben ik dan zo tegen en wat stuit me dan zo aan het borst ?
Van mij moeder gekregen ouwe poezie van onze vriend Gerit Komerij ja ouwe vriend want zie hier hoe de dichter mijn bemind .in zn arme lag ik daar met een sigaret in zn mond zou in deze tijden totaal niet kunnen
ongegrond .Agh het dichten heb mij nooit kunnen rijmen maar de liefde voor poezie is de mijne
EEn dikke knuffel aan die die armoede probeerd te vermijden zo ook de voedsel bank die helpt heel wat mensen met hun lijden
Foei!Wat zijn die arme mensen,
Als men ze over straat ziet gaan,
vuil en smerig,en wat zien ze ons
Altijdhol en ak'lig aan.
Was ik de baas,ik zou het volkje
spoedigjagen uithet land:
Want ik heb een groot hekel
aan die lage bed'laarsstand
zo sprak suze,toen een arme
om een stukje brood haar vroeg,En zij,trots en onbarmhartig,
hem van deur en erve joeg
doch mama, die het zagen hoorde,
sprak haar hard en ernistig aan:
En in't bijzijn van de bed'laar,
Moest ze nu beschaamd daar staan
Doch vergeefs het mocht niet baten,
of papa haar smeekte en bad:
Suze toch verachte een ieder
die geen mooie kleren had
Suze,Suze!'Sprak hij dikwijls:
'Denk toch eens,mijn lieve kind!
Dat een arme bloed die bedelt,
Ook door jezus wordt bemind
dit is de helft van het gedicht geschreven door
J.H.L Bource uit 1824