j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Onder aanvoering van Nelson Mandela heeft zich onlangs een groep oude wijze mannen gevormd die zich ‘the elders’ noemen. Door het bundelen van hun kennis, ervaring en invloed over en op de wereldproblematiek trachten zij een positieve wending te kunnen geven aan ogenschijnlijk onoplosbare conflicten in landen als Tsjaad en Sudan. Conflicten die al jarenlang sudderen en steeds groter en minder beheersbaar worden.
Ér bekroop mij een gevoel van hoop en wanhoop toen ik dit bericht in de krant las. Hoop omdat er een authentieke kracht, rust en menselijkheid vervat zit in het gebaar, in de beweging die deze mannen inzetten. Wanhoop omdat het voelt alsof het laatste redmiddel wordt ingezet. Een redmiddel dat zichzelf, vanwege de geringe reserves van deze wijze oude mannen, snel zal opgebruiken. Ook moest ik denken aan een passage in een roman[1] uit de serie van de aardkinderen die ik in mijn jeugdjaren heb gelezen.
De roman speelt 35.000 jaar geleden en gaat over het conflict tussen de oude Stam, erfelijk belast met tradities en taboes, en het nieuwe meisje dat de toekomstige mens in haar bloed heeft. De oude Stam maakt als stam onderdeel uit van een verband van meerdere stammen. De leden van deze stam delen dezelfde herinneringen over het verleden. De mogelijkheden voor een toekomst voor de stam lijken beperkt. Het meisje dat als wees wordt opgenomen in de stam blijkt wel over een toekomst te beschikken. Dit wordt duidelijk tijdens een meditatie van op een grote stammenbijeenkomst. Het meisje mag om verschillende redenen officieel geen deel uit maken van deze meditatie, toch gebeurt het. Op het moment dat de hoofdsjamaan tijdens de meditatie alle herinneringen van de stamleden ervaart, ontdekt hij in de meditatie de herinneringen, maar vooral de toekomst van het meisje. Hij realiseert zich op dat moment dat zijn stam, zijn lijn, tot uitsterven gedoemd is. De toekomst behoort tot een andere soort.
‘Hij had in haar brein onuitwisbare nieuwe paden gebaand, paden waarlangs ze vooruit kon kijken, maar in zijn eigen brein kon hij geen nieuwe paden banen. Terwijl zij vooruitkeek, ving hij nog juist een glimp op, niet van de toekomst, maar van een besef van een toekomst. Een toekomst voor háár, niet voor hem.’ (Auel, 1981:491)
Deze passage schoot mij te binnen omdat het ook over wijze oude mannen gaat. De oude wijze mannen, die ondanks hun wijsheid en goede inzichten en inzet niets kunnen veranderen aan de toekomst omdat de toekomst niet aan hen is. Dat gevoel krijg ik ook bij ‘the elders’. Ondanks het gevoel van vertrouwen en hoop dat uitgaat van the elders, behoren hun aanpak en inzichten gevoelsmatig tot het verleden.
[1] Auel, Jean M. , De stam van de Holebeer. Deel 1 van de romanserie de aardkinderen. Utrecht: Het Spectrum, 1981 20ste druk.
Rini | 20 oktober 2007Wie weet... |