j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Het is al acht maanden geleden sinds ik heb mijn inburgeringsexamen heb gehaald. Maar ik kan me nog herinneren welke vragen over de Nederlandse samenleving gevraagd waren.
There were 100 questions in the Naar Nederland boek over de Nederlandse samenleving. You will easily know the answers once you watch the dvd/vhs tape that accompanies it.
During the test, 30 questions will be derived from these 100 questions. Here are the questions and the answers. I will highlight the ones asked of me.
1. In welk deel van de wereld ligt Nederland? in Europa
2. Welk land ligt ten zuiden van Nederland? Belgie
3. Welk land ligt ten oosten van Nederland? Duitsland
4. Welk land is groter, Nederland of Marokko? Marokko
5. Welk land is kleiner, Nederland of Turkije? Nederland
6. Wat betekent Nederland? laag land
7. Kijk naar de foto, wat is dit? een dijk
8. Wat gebeurt er als er geen dijken zijn? staat Nederland onder water
9. Noem een grote stad in de Randstad? Rotterdam
10. In Nederland wonen daar veel mensen of weinig mensen? veel mensen
11. Wat is de hoofdstad van Nederland? Amsterdam
12. In welke stad zit de regering? in Den Haag
13. Waar woont de koningin? in Den Haag
14. Waar ligt de grootste zeehaven? bij Rotterdam
15. Hoe heet de nationale luchthaven? Schiphol
16. Waar ligt Schiphol? bij Amsterdam
17. Wie helpt u als u in Nederland aankomt? mijn partner
18. Is Nederland vaak nat of droog? nat
19. Als u naar Nederland komt, moet u dan opnieuw uw rijbewijs halen? ja
20. In Nederland, zijn de wegen daar rustig of druk? druk
21. In Nederland, zijn er veel fietsen of weinig fietsen? veel
22. Wat is typisch Nederlands in het verkeer? fietsen
23. Leven Nederlanders veel binnen of buiten? binnen
24. Wie ziet u op dit plaatje? Willem van Oranje
25. Was de koning van Spanje protestant of katholiek? katholiek
26. Hoe lang duurde de oorlog met Spanje? tachtig jaar
27. Hoe lang bestaat de Nederlandse staat ongeveer, vijftig jaar of vierhonderd jaar? vierhonderd jaar
28. Waren de VOC-schepen voor de visvangst of voor de handel? handel
29. Wie schilderde dit schilderij? Rembrandt van Rijn
30. Is er in Nederland scheiding van kerk en staat? ja
31. Door welk land is Nederland bezet tijdens de Tweede Wereldoorlog? Duitsland
32. Welke grote stad is in 1940 gebombadeerd?Rotterdam
33. Waarom is Anne Frank beroemd? ze schreef een dagboek
34. Welke kolonie van Nederland wordt onafhankelijk vlak na de Tweede Wereldoorlog? Indonesië
35. Uit welk land kwamen veel gastabeiders, uit Turkije of Engeland? Turkije
36. Welke kolonie van Nederland wordt in 1975 onafhankelijk? Suriname
37. Wie zijn dit? prinses Maxima en prins Willem-Alexander
38. Uit welk land komt prinses Maxima? Argentinië
39. Hoe heet de kroonprins? Willem-Alexander
40. Is Nederland een democratie? ja
41. In welke stad zit het parlement? in Den Haag
42. Wat is de belangrijkste wet in Nederland? de Grondwet
43. Wie is de voorzitter van de raad van ministers, de minister-president of de koningin? de minister-president
44. Wie vergaderen in deze zaal? de Tweede Kamer
45. Hoe vaak zijn er verkiezingen, elke vier jaar of elke zes jaar? vier jaar
46. Hoe oud moet u zijn om te mogen stemmen? achttien jaar
47. Heeft Nederland één politieke partij of meer politieke partijen? meer politieke partijen
48. Wat is de functie van deze man? burgemeester
49. Is discriminatie strafbaar of toegestaan? strafbaar
50. Hebben vrouwen méér rechten dan mannen of dezelfde rechten? dezelfde rechten
51. Mogen vrouwen in Nederland zelf kiezen met wie ze willen trouwen? ja
52. Is het discrimineren van homoseksuelen strafbaar of toegestaan? strafbaar
53. Heeft Nederland één staatsgodsdienst of zijn er veel godsdiensten? veel godsdiensten
54. Zijn de kranten, radio en televisie vrij in hun mening? ja
55. Heeft Nederland veel televisiekanalen of is er één staatstelevisie? veel kanalen
56. Is homoseksualiteit toegestaan of strafbaar?toegestaan
57. Is wapenbezit zonder vergunning toegestaan of strafbaar? strafbaar
58. Is vrouwenbesnijdenis toegestaan of strafbaar?strafbaar
59. Is slaan van vrouwen toegestaan of strafbaar?strafbaar
60. Hebben alle mensen in Nederland hetzelfde geloof? nee
61. Welke taal spreken de mensen in Nederland? Nederlands
62. Is het belangrijk om snel Nederlands te leren? ja
63. Wat leert u in de Nederlandse taalles? Nederlandse taal en kennis van de samenleving
64. Moet u voor een taalcursus betalen of is het gratis? betalen
65. Wie betaalt de taalcursus, de school of uzelf? ikzelf
66. Gaan in Nederland ook alleen kinderen naar school of ook volwassenen? ook volwassenen
67. Worden verjaardagen in Nederland gevierd? ja
68. Als u bij iemand op bezoek gaat, maakt u dan meestal een afspraak of loopt u zomaar naar binnen? ik maak een afspraak
69. Opa's en oma's wonen die bij hun kinderen of wonen ze apart? apart
70. Waarom is het goed om met kinderen naar de Nederlandse televisie te kijken? om Nederlands te leren
71. Wie is verantwoordelijk voor wat de kinderen doen: de school of de ouders? de ouders
72. Hoe oud zijn de meeste kinderen als ze naar school gaan? vier jaar
73. Vanaf welke leeftijd is onderwijs verplicht? vanaf vijf jaar
74. Tot welke leeftijd is onderwijs verplicht? tot zestien jaar
75. Leren kinderen als ze spelen? ja
76. Wie kiest de school voor het kind: de ouders of de gemeente? de ouders
77. Zijn er op school aparte klassen voor jongens en meisjes of zitten ze samen in één klas? samen in één klas
78. Dragen kinderen op school een uniform? nee
79. Wat doet de jongen achter de computer, leren of spelen? leren
80. Voortgezet onderwijs is dat voor kinderen vanaf vier jaar of vanaf twaalf jaar? vanaf twaalf jaar
81. Gaan alle kinderen vanaf twaalf jaar naar hetzelfde soort onderwijs, of zijn er twee richtingen? twee richtingen
82. Tot welke leeftijd moeten kinderen naar school? tot zestien jaar
83. Vanaf welke leeftijd mogen jongeren hun eigen keuzes maken? vanaf achttien jaar
84. Uzelf verzekeren tegen ziektekosten, is dat verplicht of vrij? verplicht
85. Wie betaalt uw verzekering tegen ziektekosten: de gemeente of uw partner? mijn partner
86. Als u ziek wordt, waar gaat u dan naar toe? Naar de huisarts of naar het ziekenhuis? naar de huisarts
87. Waar haalt men medicijnen op recept? Bij de drogist of bij de apotheek? bij de apotheek
88. In noodgevallen, waar gaat u dan naar toe, naar het ziekenhuis of naar de drogist? naar het ziekenhuis
89. Waar werken de meeste specialisten? in het ziekenhuis
90. Voor wie is het consultatiebureau, voor grote kinderen of voor kleine kinderen? voor kleine kinderen
91. Wie werken er in Nederland, alleen mannen of mannen én vrouwen? mannen én vrouwen
92. Wanneer moet u werk gaan zoeken, zo snel mogelijk of later? zo snel mogelijk
93. Waar is steeds minder werk te vinden: in de industrie of in de zorg? in de industrie
94. Waar is veel werk te vinden: in de landbouw of in de zorg? in de zorg
95. Wat is makkelijker te vinden: werk in de beveiliging of in de landbouw? in de beveiliging
96. Hoe vindt u gemakkelijker werk, via familie of via de krant? via familie
97. Waar kunt u zich inschrijven als u werk zoekt, bij een school of bij een uitzendbureau? bij een uitzendbureau
98. Geeft men elkaar bij dit sollicitatiegesprek eerst een hand of gaat men direct zitten? eerst een hand geven
99. Krijgt u in Nederland een uitkering of moet uw partner voor u zorgen? een uitkering
100. Is het leven in Nederland duur of goedkoop? duur
The questions come with a picture book. Daarom you will notice that there were questions like: who is on this picture -- or something like that. When you watch the video and review the picture book, you will never find this part of the test difficult.
But it's not just a matter of memorizing the questions and answers in the book. It is very important that you understand what is being asked so you know how to answer the questions correctly. Like in question # 69: "Opa's en oma's wonen die bij hun kinderen of wonen ze apart?" I didn't say "apart" like how it is written in the book. I said: "ze wonen apart" so the answer is clearer.
While it's true that you're only talking to a computer (through the telephone) during the inburgeringsexamen, I guess it says a lot about the examinee if he/she knows what is being asked him/her. It says a lot about how he/she sees the responsibility of learning about the new culture and new language of the new land he/she wants to inhabit. It should be seen more of a responsibility than an obligation.#