j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
100% Nederlands bloed stroomt er door mijn aderen, maar qua gastvrijheid schuilt er ergens in mijn linkervoet, een Surinaamse in mij. ‘Leuk! Neem maar mee,’ had ik ook nog in mijn enthousiasme en nieuwsgierigheid gezegd. Een paar uur later vervloekte ik mezelf. En wat anders.
Toen ik de huisdeur opende, had ik hem het liefst weer dicht willen gooien. Daar stond ze dan met haar nieuwe liefde, die volgens haar woest aantrekkelijk was, en lief. Hij kwam altijd zijn beloftes na, had een attentheid in zich die in de jaren zestig de boventoon voerde in relatieland: het tijdperk waarin onze vaders onze moeders veroverden en was teder. Belangrijk detail, ze had de beste seks dan ooit te voren. Aan dit laatste moest ik nu even niet denken. Voor mijn deur stond geen adonis, maar een lelijke grijze muis. Onze rituele begroetingszoen, een kus met getuite lippen op elkaars mond, sloeg ik liever over, ik wilde niet weten waar ze net met haar mond had gezeten. Toch werd er contact gemaakt, al maakten mijn lippen een voorzichtige terugtrekkende beweging.
‘Dit is nou Hans’, zei ze stralend. De muis gaf mij een hand, een slap handje doordrenkt van zweet. Gruwel. Een vent hoeft je hand niet te verkrachten, een echte vent geeft een ferme hand, dit was geen vent.
‘Kom binnen, kom binnen,’ zei ik poeslief. Ik dacht: ga weg, verdwijn. Verdwijn uit haar leven, verdwijn van mijn voordeur en ga linea recta naar de Noordpool. Niets maar dan ook niets, mochten ze merken van mijn afgrijzen, ik zou hem binnen halen alsof het Sinterklaas was, net zoals Wim Sonneveld altijd deed wanneer zijn dochter met een nieuw vriendje thuiskwam. ‘Ga lekker zitten,’ zei ik vriendelijk. Hans nam plaats op de stoel van Robbert, de troon van mijn koning werd bevuild. Ik vroeg hun wat ze wilden drinken, mijn vriendinnetje wilde koffie, Hans lustte geen koffie, hij wilde thee: sinaasappelthee, als ik dat had. Nee dat had ik niet, ik kon hem alleen maar normale thee aanbieden, knipogend zei ik dat hij de sinaasappel er maar in moest denken.
Met een tafel vol schaaltjes gevuld met koekjes en chocolaatjes, en een steeds voller wordende asbak waaraan ik mijn bijdrage leverde, zat ik te luisteren naar de wij-verhaaltjes van mijn vriendin. Hans humde vaak, Hans was niet zo’n prater. En wat er over zijn smalle slangenlipjes kwam, was niet noemenswaardig. Zijn grapjes waren niet leuk, zijn lach was een uitgerekte hik, en ik keek met moeite in zijn priemende ogen, die verstopt waren achter een ziekenfondsbrilletje.
De tijd dat ze bij me waren, leek op het bijwonen van een kerkmis. Een mis waarin je luistert, doet alsof je het leuk vindt, en doet voorkomen alsof je gelooft in de Verlosser die je bevrijdt uit je lijden. Ik hoopte op de verlossende voetstappen van Robbert bij de voordeur, de buurvrouw die in paniek aanbelde omdat haar kat in mijn boom zat, of dat het onderonsje tot een einde zou komen doordat ze nog andere plannen hadden voor de avond. Godzijdank belde een vriend van Hans die panne had, of Hans hem wilde helpen? Een lieve jongen die Hans, want binnen vijf minuten stonden ze buiten.
Bij dramatische gebeurtenissen moet een vrouw haar verhaal kwijt, en als er een vriendje is, dan is die als eerste de pineut. Robbert was dus de Sjaak. Na een kwartier kon hij mijn tirade niet meer aanhoren.
‘Jij gaat nu maar lekker je vriendinnen bellen in de logeerkamer. Ik heb nu wel weer genoeg gehoord over die vent. Hier heb je mijn telefoon. Je zult toch alweer over je belbundel heen zitten.’ Met zijn telefoon in mijn handen zei ik:‘Hallo, jij bent mijn vriendje, je moet me steunen door te luisteren.’ ‘Lieve schat, ik heb je aangehoord, maar je valt in herhaling. Jij weet net zo goed als ik dat het haar keuze is. Het is haar leven. Je hebt het goed aangepakt. Als je gelijk hebt, horen we dat vanzelf, want dan hangt ze meteen aan de lijn.’ ‘Mmmm,'zei ik. Een speelse tik kreeg ik op mijn billen en ik boog voorover om mijn rookgerei te pakken. Hij had gelijk, maar dit was te moeilijk om te verteren.
Bij het verlaten van de woonkamer, riep hij: ‘ Schat, Ik wil hem trouwens wel eens zien. Ben erg nieuwsgierig geworden naar zijn voorkomen en jouw volgende reactie. Kun je iets regelen?’
‘Wij gaan helemaal niets regelen, niks met zijn vieren uit, en ons huis komt hij al helemaal niet meer in. Ik heb net een half uur staan te schrobben op de wc en jouw stoel wel drie keer met Blue Wonder schoongemaakt. Als jij ook maar iets regelt, hebben wij een maand geen seks! Hoor je me! Hij begon te lachen, zei: ‘Is goed, ik doe niks’, en zette de tv aan. Duidelijke hint.
Ruim twee uur zat ik aan de lijn, ik kreeg begrip en hoorde dramatischere verhalen. Het kon altijd nog erger, ik moest het gewoon aanzien en hem des Sonnevelds het graf in prijzen als ze me zou vragen hoe ik hem vond. Dit was niet mijn gebruikelijke stijl, maar dit was ook de eerste keer dat zoiets geschiedde bij een vriendin. Ik had verwacht dat ze me nog diezelfde avond zou bellen om te vragen wat ik van hem vond, maar mijn telefoon gaf geen kik. Ik ontving zelfs geen SMS van d’r. Niets voor haar. Zelf deed ik ook niks, ze zat natuurlijk in de wolken, en stortte zich helemaal op hem. Prima, misschien dat de waas voor haar ogen dan sneller verdween.
Een paar weken later meldde ze zich. Opgewekt nam ik de telefoon op.
‘Dag liefje,’ zei ik.
Ik had haar gemist.
‘Hoi’
Haar stem klonk timide.
‘Alles ok?’
‘Nee,’ zei ze en begon hartverscheurend te huilen.
‘Wat is er dan?’ vroeg ik
‘Het is uihuuuuuuuuuuit’ brulde ze, ‘het is een lul. Ik voel me al dagen klote, mag ik naar jullie toekomen?’
‘Tuurlijk schat, jij bent altijd welkom dat weet je toch?’
‘Ja’ zei ze, een harde snuit in een zakdoek volgde.
‘Droog je tranen, ik kom je nu halen, dan praten we en dan eet je mee, ok?’
‘Is goed’ zei ze met gesmoorde stem.
Terwijl ik buiten naar mijn auto stond te zoeken, stond ik even stil. Ik keek naar de lucht en dacht: God, als je bestaat dan is dit een van de momenten dat ik dat geloof. Ik begreep haar pijn, voelde hem ook, ik zou haar troosten, en de komende periode hele verhalen over hem aanhoren, zoals een vriendin dat doet. Haar droomman was haar nachtmerrie geworden. Maar wat op korte termijn soms een ramp kan zijn, kan op lange termijn een redding blijken te zijn. Ze zou er wel overheen komen, ze had voor hetere vuren gestaan.
Bouwke | 04 juni 2007Heel herkenbaar verhaal, met veel humor geschreven. Erg leuk! |