j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Donderdagmiddag in de trein. Traject Rotterdam – Utrecht. Ter hoogte van Gouda gaat het al een tijdje stapvoets wanneer de intercom meldt: ,,Dames en heren, wie zullen wat langzamer rijden dan u van ons gewend bent. Dit omdat er spelende kinderen op het spoor zijn.”
Zo.
Wordt daar maar eens boos om.
De Buys Ballotstraat waarin ik woon, in de Utrechtse wijk Witte Vrouwen, is er een die mijn buurvrouw lommerrijk noemt. Zij mag dat, want zij is een gepensioneerde weduwe op respectabele leeftijd. Een beter woord is er ook niet voor deze straat.
Langs de rechterzijde van de straat staan hoge herenhuizen tegen elkaar aangeschurkt. Sommige verbouwd tot studentenhuizen. Zoals het mijne. Volle fietsenrekken met bont geschilderde en in staat van desintegratie verkerende fietsen verraden om welke panden.
In de meeste huizen wonen jonge gezinnen, met kinderen.
Aan de linkerzijde staan beuken en eiken. Oud en hoog. Ze buigen licht voorover. De straat verbergend onder hun verse groene loof. Tussen het loof van de bomen door vallen zonnestralen, waarin stof dwarrelt. Het heeft al lang niet meer geregend.
Een wesp vliegt langzaam zijn rondjes in een van die zonnestralen. Af en toe vliegt hij met een schok een stokje verder, dan blijft hij weer stil hangen. Zijn tempo is zo laag, dat je de vleugels met het blote oog ziet bewegen.
Dit lijkt me een slecht teken.
Een klein jochie dat twee huizen verderop woont, showt trots zijn nieuwe bestuurbare auto. Een zilver gespoten jeep, met in verhouding belachelijk grote wielen en een olijke antenne op het dak. De auto raast over de klinkers van de straat. Dan stopt hij. Het jongetje heeft ineens aandacht voor de wesp.
Met de afstandbediening van zijn auto in een broekzak gepropt, let het jochie niet meer op de straat. Hij is inmiddels een papieren vliegtuigje aan het vouwen, dat hij trots aan twee studenten laat zien, die met een fles witte wijn op een bank aan de straatkant zijn gaan zitten.
Zijn zilveren jeep staat midden op straat. Dit is wat je noemt: een onbewaakt ogenblik.
Een van de studenten ziet het als eerste. Een grote Volvo stationcar komt aangereden.
Over pakweg tien seconden zal hij er zijn.
En de zilveren jeep vermorzelen.
Het jochie ziet het ook. Hij bevriest even. Dan beweegt hij de hendeltjes aan zijn afstandsbediening, die hij snel tevoorschijn gehaald heeft. Geen reactie. Lichte paniek bij het jongetje. Nog meer gemorrel aan de afstandsbediening. Geen reactie. Nog vijf, vier, drie seconden.
Op het laatste moment rijdt zijn speelgoed naar achteren. Het scheelt een seconde. Hooguit.
De wesp is verdwenen.