Masterclass - Jarenlang ging ik naar dezelfde kapster. Ze had een ouderwetse salon aan de winkelstraat om de hoek.
Buurtbewoners kwamen er om bij te kletsen, de laatste roddels te verspreiden en zich te beklagen over hun huwelijk en de buurt. Moeders met kinderen, stoere jongens en onzekere meiden, oude mannetjes, grijzende dames voor een kleurspoeling, ze namen allemaal plaats op dezelfde stoel. Ook mijn kalende schedel vertrouwde ik haar toe. Totdat mijn kapster een paar keer werd overvallen en zelfs klappen kreeg. Toen gaf ze er snel de brui aan en is ze bij de politie gaan werken.
Ik moest op zoek naar een andere kapper. Ik keek wel eens nieuwsgierig bij andere kappers in de buurt naar binnen. Het viel me op dat de kappers elk een strak afgebakende clientèle bedienen. Er zijn jongerenkappers, rijpe dameskappers, oude mannenkappers, kinky- en kinderkappers. Ik hield halt bij een kapperszaak waar ik volwassen mannen door jonge mannen geknipt zag worden. Wellicht dat dit wat voor mij was, ook al hadden ze allemaal een dikke bos inktzwart haar en verkochten ze om onduidelijke reden ook telefoonkaarten. Een kille blik van de verveeld knippende jongeman deed me doorlopen.
Ik besloot afscheid te nemen van het idee ‘buurtkapper’ en bladerde door de Gouden Gids. Een stoutmoedig gevoel overviel me. Och, wat kan mij het schelen, laten we maar eens helemaal breken met de buurttraditie en er een ‘professionele kapster’ in een ‘modern geoutilleerde kapsalon’ tegenaan gooien. We leven verdorie niet meer in de jaren zestig! We maakten een afspraak en de volgende dag zat ik in de ruime stoel van een grote zaak die de naam ‘salon’ eer aan deed.
Toen de jonge vrouw het schort over me heen wierp bekeek ze mijn matig bedekte schedel. Zag ik daar een zuinige, meewarige blik? Voordat ik me wilde verontschuldigen met ‘sorry, kaalheid is erfelijk bepaald’ nam ze zelf het woord. ‘Zo meneer, zullen we er maar stekels van maken? Veel meer zit er niet meer in.’ Ik was het met haar eens, sterker nog, dat was de reden dat ik de kapsalon bezocht. Ik legde uit dat ik het onvermijdelijke als twintiger al zag aankomen en dat ik nu geen keus had dan accepteren van het lot. Om er een beetje luchtigheid in te gooien verzekerde ik haar dat ik voldoende andere kwaliteiten had om, bijvoorbeeld, een gezellige avond in het café te kunnen doorbrengen.
Ik verwachte op zijn minst een, al dan niet gevijnsde, glimlach. In plaats daarvan begon ze te praten. ‘Meneer, weet u dat veel mannen er last van hebben, ook al ontkennen ze dat? Weet u dat er tegenwoordig wat aan te doen is?’ Ik verwees naar mijn mooie vrouw en gelukkige gezinsleven om het gesprek een andere wending te geven. De vrouw leek het niet te horen. ‘Meneer, het is wetenschappelijk bewezen dat kale mannen psychische problemen kunnen krijgen. Ik geef u straks een folder mee van een goede haartransplantatiekliniek. Daar hebben we zeer goede berichten over ontvangen. Deze raad ik u van harte aan.’
Ik begon een monoloog over de gevaren van het geloof in de maakbaarheid van alle dingen en het gebrek aan acceptatievermogen van tegenvallers of onvolkomenheden. Mijn pleidooi om het lot te nemen zoals die komt en energie en talent te benutten voor wezenlijker zaken dan kaalheid deed ze af met de opmerking: ‘ik krijg echt het gevoel dat u het er moeilijk mee heeft.’
Ik rekende af, opgelucht dat ik naar buiten kon, en liep tegen een reclamebord aan. Er stond een blonde dame met Amerikaanse glimlach op. De poster wekte de indruk dat de tekst uit haar mond kwam. ‘Ook u kunt stevige borsten krijgen. De prijzen in onze kliniek zullen u reuze meevallen.’ Ik zag ervan af deze behandeling aan te bevelen bij de kapster. Ze zou me waarschijnlijk beschuldigen van onzedelijk gedrag of labiliteit. Ik heb inmiddels een kapster in de buurt gevonden. Ze haalt de tondeuse over mijn hoofd terwijl we gesprekken voeren over opvoeding, het occulte, reizen en de buurt. Voor de helft van de prijs.