j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Je moet weten voor ik je dit verhaal vertel dat ik een tijdje terug verhuisd ben. Ik woon in Den Haag, en werk samen met Suus in Rotterdam. Ik ben dus geen rotterdammer meer.
Echt lang ben ik geen rotterdammer geweest, in hoeverre je het kunt worden en weer kunt afdoen, hoe het ook zij, drie jaar woonde ik er, waarschijnlijk net lang genoeg om het Rotterdamse te voelen.
Onder het mom van besparing van milieu en portemonnee carpool ik die ochtend samen met partner en vouwfiets. Hij dropt me zowat onder de Marconi-torens. Ik moet naar het Oude Noorden naar mijn werkplek Salon Nutopia. De zon schijnt, echt koud is het niet en een beetje beweging kan geen kwaat. Ik stap op de fiets, kijk om me heen, ik ben weer in de andere wereld, de werkwereld, de wereld die Rotterdam heet.
Fietsend onder de kale bomen, in het vage licht met zonnestrepen slinger ik me om auto’s heen, en bijna tegen een wat oude man. Ik kijk goed, en jawel, het is de ouwe (zo noemt hij zichzelf vaak).
Schoonheid met je mooie ogen, zegt hij met stralende ogen wanneer hij me herkent. “Herken je die ouwe zelfs al op de fiets, ik dacht dat je niet meer bestond, maar toch, en die mooie vriend van je, met z’n rustige blauwe ogen, verteld me verhalen over de meisjes uit Nutopia, waarom jullie er niet zijn, waarom zijn jullie weg, jullie zijn van die lieve meiden”. Zoveel vragen, zoveel overwegingen. Ik kan hem amper volgen, maar ik weet dat we hem toch best een kaartje, op z’n minst met kerst, hadden kunnen sturen, maar niet gedaan hè.
Weet je wat, ik fiets mee over de kruising, dan kletsen we wat. Hij wankelt een beetje. Een ouwe ben ik hé, maar altijd in de weer voor anderen, waarom denk je anders dat ik zo vroeg op de been ben, niet voor mezelf hoor!
Ik zal je een verhaal vertellen, over mijn brievenbus. Ik heb hem moeten laten vergroten, hij zat propvol, er lag zelfs een berg voor, ik kon m’n ogen en oren niet geloven. De postbode klaagde steen en been, u moet er echt iets aan doen, zei hij. Dus ik heb een extreem grote laten ophangen. De oude bus zat vol met kaarten en brieven uit Nutopia, van de meisjes, ongelofelijk maar waar. Hij lacht zijn tanden bloot, en geeft een klap op mijn schouder.Ik kijk hem schaamtevol aan want die kaartjes uit Nutopia zijn er nooit geweest, terwijl we van hem een plakboek vol hebben… vaak gedacht heb ik het wel, maar nooit gedaan, “een HOOK” van rechts, die is raak, ik stotter wat maar hij verteld al verder:
“Moet je zien, zo’n jonge met lang haar, en hakken”. Ik zie de hakken met lange haren lopen, maar vind er niet veel aan. “Ik ben toch altijd erg gecharmeerd van die jonge, die met die lange haren in de wind met hun neus naar boven over de zebra’s paraderen. Volgens mij ben jij er ook zo een, wanneer je hakjes aandoet en een kort rokje met je neus naar boven paradeert”. Wat moet ik daar nu op zeggen. Sta ik daar in mijn winter outfit, zo uit de douche gesprongen en met m’n gezicht nog niet in de poeder en een staart in m’n natte haar. Een HOOK van links, ook raak, ik kijk hem met grote ogen aan, frons om de opmerking te plaatsen. Ik draai me om, en verwijs hem naar de jonge die nu over de zebra hupt op haar mooie laarzen met haar half lange haren; Deze is een stuk beter dan die andere. Ze heeft wel geen lange haren, maar ze hupt en is charmanter dan die andere jonge. Hij glimt en kijkt haar net iets te lang na, en vraagt zich hardop af waarom, “ze paradeert niet, ze hupt, met haar heupen”. Ik voeg toe, wel een beetje kieskeurig zijn hè. “Ik ben altijd op jacht hé, nooit je ogen in je broekzak douwen, of je nou een ouwe ben of niet”, ha ha…
He ouwe, ik geloof het wel met je, ik wil nu toch echt gaan, lijkt me de beste zin die er nu uit kan komen, hij is duidelijk, eerlijk en precies wat ik wil. Die rechter en linker HOOK zijn goed aangekomen. Hij raakt ze op de zere plekken van het meisje uit Nutopia. Eerlijk en schaamteloos dat is tie.
Een van die-echte-recht-voor-z’n-raapse, die ik heb leren kennen in de tijd dat ik Rotterdammer was. En het wil niet zeggen, dat wanneer je niet meer die rotterdammer bent, niets met het Rotterdamse meer hoeft te doen.
Ik weet het, ik hoef het alleen nog maar te doen, geloof ik.