Een smeuiige date
(en hoe....HOE krijg ik die opmaak hier in orde?)
Ajax
Digi-daten, dat was een eitje dus.
Ooit ontmoette ik een superchatbeest.
Het was bloedheet in de trein. Zwetend duwde ik tegen de hydraulische deuren. Ik moest hem vinden! Zijn stem had geweldig geklonken. Zou hij ook zo’n swingende persoonlijkheid hebben? Ongeduldig wiebelend liep ik over de schuivende metalen afdekplaten. Ssssshh……….de zoveelste deur sloot zich zuchtend achter me. Daar! Iemand met wijd opengesperde armen! Mijn hart sloeg over.
“Ajax?”
“Karin? Hahaha!”
-- Kut. Witte India-blouse, geborduurd, zwierig openhangend. Zeiknat borsthaar. Een groot kaal hoofd met wat fout babydons. Ook nat. Waterige lichtblauwe ogen, verzonken in witte gezichtsplooien. Knalgele tanden. Een zwarte terlenka broek met geperste vouw. Wat was er ook alweer zo leuk aan hem?
Zijn stem. Zijn stem. ZEG IETS! --
Toch was hij erg okee, we terrastijgerden urenlang door de binnenstad. En toen stelde hij natuurlijk ook de onvermijdelijke hamvraag.
“Zal ik je naar een hotelletje brengen of wil je bij mij logeren Karin?”
-- Verkrachter? Nee.
Hotel? Duur! --
Natuurlijk bleef ik slapen, ik was toch geen mietje zeker! Ik schakelde wel meteen over op Spa Blauw.
True Blue, baby, don’t love you.
“Nog een afzakkertje voor het slapengaan?”
“Doe nog maar een watertje, Ajax.”
“Okee, dan pak ik even een flesje gekoeld water voor je. Die vul ik altijd zelf.”
Sloffend kwam hij terug uit zijn keuken. Schoon was het er wel, gelukkig. Zijn kat draaide rondjes rond mijn benen. Dorstig draaide ik het flesje water open en wilde het aan mijn mond zetten.
Ik keek.
Aan het drinkgedeelte zat een dikke bruine rand gekoekt, 360 graden rondom.
Ineens realiseerde ik me dat de laatste trein naar huis allang vertrokken was.
Bedtijd.
Ajax liet me zijn slaapkamer zien en ik kreeg het Spaans benauwd. Waar ging hij dan liggen?
“Ik ga op de bank liggen hoor!” geelgrijnsde hij naar me.
“Welterusten!”
Slof, slof. Door een matglazen tussendeur zag ik hoe hij zich prepareerde voor de nacht. Beduusd keek ik de slaapkamer rond. Het was er netjes en het tweepersoons bed zag er strak opgedekt uit. Wat was die Ajax toch een prima kerel, om zomaar zijn bed af te staan aan een wildvreemde. IJverig sloeg ik het dekbed terug.
En toen zag ik het.
Op het matras.
Een onwerkelijk landschap van witgele vlekken. De afgestorven nakomelingen-in-spé van Ajax lagen in groepjes op kruishoogte. En ik moest daarop slapen! Vol afgrijzen ging ik liggen met al mijn kleren aan. Wat een smerige hufter! Godverdomme!
En ik? Wat was ik dan?
Een losgeslagen impulsieve gans. Een dame die haar eigen logeerbed altijd schoon aanbiedt. De ontaarde slettige mama van kleine Jan, die met fris gewassen haartjes in zijn ledikantje zo’n tweehonderd kilometer verderop onschuldig en roze lag te slapen. Huilend wachtte ik op de dageraad.
Eindelijk……douchen.
Tot mijn enkels stond ik in haren en bruine ondefinieerbare brokjes.
Haren? Hij was toch kaal?
Trillend kloste ik de zondvloed uit, waarna hij me naar het perron bracht.
“Jij bent een heel bijzonder meisje. Ciao baby.”
Houdoe, en bedankt!