j | f | m | a | m | j | j | a | s | o | n | d |
1 | 6 | 10 | 14 | 19 | 23 | 27 | 32 | 36 | 40 | 45 | 49 |
2 | 7 | 11 | 15 | 20 | 24 | 28 | 33 | 37 | 41 | 46 | 50 |
3 | 8 | 12 | 16 | 21 | 25 | 29 | 34 | 38 | 42 | 47 | 51 |
4 | 9 | 13 | 17 | 22 | 26 | 30 | 35 | 39 | 43 | 48 | 52 |
5 | 18 | 31 | 44 |
Anstig keek ik naar buiten.
Een paar lange bomen met lange groene toppen die bewogen in de blauwe lucht. Een grasveldje doorkruist met een wandelpaadje. De stoep aan de rechterkant en de straat, net breed genoeg voor twee passerende auto’s. Een rijtje huizen begrensden mijn uitzicht. Gordijnen uit grootmoederstijd en schrale luxaflex, daar keek ik tegen aan. Enige geparkeerde auto’s die zichtbaar waren vanachter de rozenstruiken.
Al met al reden genoeg om bang te zijn lijkt me zo.
Hier woonde ik dan..
In dit godvergeten ghetto, overrijp voor de sloop. ‘Daar waar een atoombom was afgegaan,’ noemde een collega van mijn weekendbaantje bij Hotel New York het. Rotterdam-Zuid, eerste helft van de weelderige en overdadige jaren negentig, waar ik overigens weinig van mee gekregen heb.
Slinge, een deprimerende volkswijk grenzend aan het Zuiderpark, waar niet veel mensen zullen hebben gewoond die een 40-urige werkweek hadden. Anti-kraak woonde ik, in huizen die gebouwd waren net na de tweede wereld-oorlog. De allereerste Rotterdamse sociale woningbouw, daar huurde ik iets voor een habbekrats, nog niet eerder burger van een wereldhavenstad. Stad van water en beton, zilte lucht en harde wind. Ik was 21 jaar oud en student aan de hogeschool van Rotterdam. Boodschappen deed ik bij de Basismarkt, een supermarkt die nog het meest deed denken aan die toestanden in Moskou vroeger, waar mensen na het wachten in lange rijen stonden te graaien in kartonnen dozen op zoek naar iets bruikbaars, iets eetbaars.
Ik kocht er Ambacht bier dat ik na de pasta met ketchup en bij de AH door mijn broertje gejat rundergehakt naar binnen sloeg. Hoewel ik het leven en de wereld opeens v-r-e-s-e-l-i-j-k ingewikkeld vond, leefde ik een zeer sober en eenvoudig leven.
Mijn broertje woonde indezelfde straat, in eenzelfde, lullig 2-kamer arbeiderswoninkje. We waren allebei student, brachten de avonden samen door en ontsnapten zo aan het wonen in een studentenhuis met HEAO-studenten of het huren van een kamer op Spangen in een junkenpand.
Gelukkig had ik leuke buren.
Een kerel van tegen de zestig met een grote bos grijze krullen, gekleed in corduroy broek, groen regenjack en zwarte sheepstrui die een bochel van jewelste had. Zijn hoofd rustte constant op een schouder, alsof hij altijd rondliep met een gebroken nek, en het hoofd maakte altijd een soort van stuiptrekkend, knikkend gebaar.
Hij was getrouwd met een vrouw die 12 maanden per jaar rondliep in rubberen laarzen. Gekleed in kleding uit de jaren zeventig haalde ze bier voor hem. Hij dronk een krat per dag, wat een stuk minder was dan voorheen. Ooit voer hij als machinst op de grote vaart (net als mijn vader) en daar had hij het zuipen geleerd. Een potentieel succesvolle carriere had hij zo naar de kloten gezopen. Toen hij me een keer een bierje had aan geboden bleef hij me weken lang lastig vallen door op het raam te kloppen en naar het ‘wederbiertje’ te vragen.
Voor de deur hing een vergeeld vlaggetje van Feyenoord landskampioenen uit 1973, mijn geboortejaar notabene.
Boven me woonde een jonge vrouw met enorme tieten. Toen ze een keer haar raam stond te poetsen in een miniscuul badpak stond ik haar op straat verstijfd te bewonderen. Ook zonnebaadde ze op mijn stoepje. Hier hield ze helaas mee op toen de buurman het nodig vond in haar tiet te knijpen. Hij vertelde me over dit voorval en ik kon het niet helpen in lachen uit te barsten. Waarschijnlijk hoorde mijn bovenbuurvrouw dit. Ze deed hierna niet meer echt aardig tegen me. Ook het aanbod dat ze voor het zonnebaden welkom was in mijn achtertuin hielp niet meer.
Een laken in de straat.
Er was een heuse moord gepleegd bij ons in de wijk. In een parralel liggende straat lag ’s ochtends een gezet slachtoffer onder een wit laken. Gefascineerd keken we naar dit spektakel. Een lijk. Ik heb nooit achterhaald wat er precies gebeurd is die nacht.
Er gebeurde wel meer nare dingen daar. We hadden een gezellig huiskamerfeestje, blowend en zuipend zaten we te luisteren naar SnoopDogg, DaLuniz en de Wu-Tang Clan toen er op de deur geklopt werd. Het was een vrouw met een kapotgeslagen gezicht op zoek naar hulp. Behulpzaam als we waren lieten we haar binnen.
Ze beweerde in elkaar te zijn geslagen door haar vriend. Gretig dronk ze van de wodka die op tafel stond, ze had troost nodig want ze was er slecht aan toe. ‘Kijk’, zei ze, en sloeg haar badjas open, hier tieten plopten eronder vandaan, en ze toonde haar gekneusde ribbenkast. Ik viel zowat van de bank van verbazing.
De politie arriveerde niet veel later en wierp een bezorgde blik naar binnen.
Een vriend die ook aanwezig was, werd wakker vanuit een dronken roes, stond op vanaf het bed in de achterkamer, liep naar het tafereel in de huiskamer met een roze opblaaspop in zijn handen. Hij schrok bij het zien van de wouten, wat niet verwonderlijk was want hij was net vrij na 2,5 jaar zitten voor woninginbraakjes in de Groningse bajes. Dit feestje was ter ere van deze gokverslaafde georganiseerd. Het wijf bleek een hoer te zijn en haar vriend een pooier bij wie ze bleef terugkeren. Ja, we leerden de beurt goed kennen. De volgende avond zou de dame van lichte zeden terugkeren om met mij het bed te delen, iets wat nooit gebeurd is.
Petje op, vettig halflang haar, in trainingsbroek.
Een kennis van me kocht 2 XTC-pilletjes op de pof bij een ordinaire drugsdealer die bij me om de hoek woonde. Heel even zat ik ook in zijn huiskamer. Waarom ik nog nooit een pilletje geslikt had, want het was zo’n heerlijk spul, onbegrijpelijk vond hij dit. Ik bedankte voor de eer. Liever had ik de goede man helemaal niet gekend.
Toen de kennis niet tijdig betaalde voor de drugs waar ikzelf helemaal niet van gesnoept had, stond de voorheen gastvrije man inclusief pitbull voor mijn neus bij de AH. Als ik vandaag niet met geld op de proppen kwam dan zou hij me de kanker schoppen. Ik twijfelde daar niet aan. Dezelfde middag (5 minuten later) duwde ik een envelop met 25 gulden in zijn brievenbus. In een stad waar ik weinig tot geen mensen kende, en een nieuwe start aan het maken was, wilde ik geen vijanden maken.
Enige weken hierna zag ik hem nog eens toen ik in de snackbar op een patatje stond te wachten. Hij stond buiten, petje op, vettig halflang haar, in trainingsbroek met zijn bloeddorstige hond en keek kwaad het frietkot in. Het patatje at ik binnen wel op. Zou zijn moeder nooit van die arme jongen gehouden hebben?
December 2006/Januari 2007, Bangkok.
Pieter | 10 januari 2007www.youtube.com/watch?v=M8bmXeoVTDU&eurl=Super Bombastic! |
Sophie | 13 januari 2007Bombastic fantastic inderdaad! Mooi stuk. |
Karin | 14 januari 2007Wat een gruwelen en wat mooi beschreven.....wel jammer dat je die pillen nooit geslikt hebt. Het is een fantastische ervaring. |
Sjonnie | 24 januari 2007as ik jouw in me pote krijgt jij kale kankelijert! me hond vreet je op... |