Morgen wordt Hugo begraven. Ooit was hij de sterkste man van de wereld.
Hugo was mijn oom, broer van mijn moeder. Hij leefde zijn laatste jaren in een kleine wereld. Hij was doof, slecht ter been en hij was moe. Ik had het wel een beetje zien aankomen. Hij leefde ongezond (zware shag en jonge jenever) en verloor al vele vrienden. Hugo was nooit getrouwd en ik betwijfel of hij ooit een vrouw heeft bezeten. Mannen zonder partner hebben het moeilijk. Het ís ook moeilijk om voor jezelf te zorgen als je tot je 50e bij je moeder hebt gewoond.
Hij woonde in wat wij “het hok” noemden, op het erf bij mijn ouders `op Rockajje´. Het hok heeft hij ergens begin jaren 70 samen met zijn broer gebouwd als een vakantiehuisje. Het idee was dat de familie in de zomer in het hok ging zodat ze het huis aan badgasten konden verhuren. Een welkome aanvulling op het magere tuindersinkomen.
Hugo was in mijn leven een vaste waarde. Zo lang ik me heugen kan was hij ergens in mijn buurt. Hij stond model voor de sterke man, een soort nobele wilde. Hij tilde moeiteloos een krat aardappels op. Hij reed tractor en ik zat op zijn schoot. Hij at boterhammen zo groot als boeken en hij had een jachtgeweer met echte patronen. Ik schepte bij mijn vriendjes op over Hugo, hij was zo sterk dat hij je met een piekje van zijn vinger kon omkegelen.
Bij Hugo verdiende ik mijn eerste vakantieguldens. Hij trok voren met de loet en ik moest de slaplantjes poten. Dat lijkt makkelijk maar ik vond het moeilijk. Ik schaamde me toen ik scheef ging. Met een soort zeis wiekte ik de elzen kort. En vanuit de schuur verkocht ik groenten aan de campinggasten. Allemaal door Hugo die me alles uitlegde en vertrouwen in me had. Een keer mocht ik mee op jacht. Ik had het zelf gevraagd. Op een miezerige dag liepen we door het kale land van Stuifakker speurend naar eend, fazant of haas. We zagen niks. Plotseling kreette Hugo iets. Ik schrok, keek verwilderd om me heen, zag niets behalve Hugo die het geweer op mij richtte. Ik bukte en er gebeurde niets. Er viel die middag geen enkel schot.
Toen mijn wereld groter werd kreeg ik een idee van de omvang van zijn wereld. Hij bouwde nog een schuur maar jaagde minder en ook de tuinderij kreeg hij niet rendabel. Toen heeft hij het huis aan mijn ouders verkocht en ging zelf in het hok wonen. Vanaf dat moment maakte hij een trage glijvlucht naar de eeuwigheid. Op zijn tafel lag altijd een boek opengeslagen op leesplank. Elke drie maanden bracht de boekenclub nieuwe. Bladzij na bladzij ploegde hij ze door. Hij verhuurde het land, maakte nog een kippenhok en schoffelde tussen de dalia’s tot hij vorige week dood ging. Zomaar. Rust zacht lieve Hugo.